1.2 Flexibele schil
definitie
Het verschijnsel waarbij werkgevers tijdelijk extra krachten inschakelen, wordt met de term ‘flexibele schil’ aangeduid. Er circuleren verschillende definities van de term, maar in het kort gaat het om iedereen zonder vaste dienstbetrekking: mensen met een tijdelijk contract, oproepkrachten, uitzendkrachten, gedetacheerden, payrollers en zelfstandigen zonder personeel.
Ontwikkeling van de flexibele schil
De flexibele schil in Nederlandse organisaties neemt toe, blijkt uit onderzoek van TNO naar de ontwikkelingen in flexibele arbeidsvormen: in 2007 bedroeg de flexibele schil nog 20%, in 2013 ruim 25% en de verwachting is dat deze verder zal stijgen naar bijna 30% in 2020.
Wel zijn er grote verschillen tussen sectoren: de industrie heeft een relatief kleine flexibele schil (17%) en relatief veel organisaties met helemaal geen flexkrachten, terwijl de horeca de grootste flexibele schil heeft (57%) en een groot aantal organisaties waarbij meer dan de helft van het personeel flexibele kracht is.
Een toename van de flexibele schil wordt vooral verwacht bij organisaties die al met flexibele krachten werken: 45% van de organisaties met een grote flexibele schil (van 25-50%) verwacht de komende tijd een stijging.
1.2.1 Functie
De flexibele schil heeft een functie, zowel voor werkgevers en werknemers als voor het functioneren van de arbeidsmarkt. Werkgevers hebben de mogelijkheid om snel in te spelen op veranderende marktomstandigheden, werknemers kunnen werkervaring opdoen en hun netwerk uitbreiden en de arbeidsmarkt kan zich snel aanpassen aan de economische ontwikkelingen. In de praktijk zetten werkgevers flexibele krachten vooral in om pieken in het werk op te vangen en in mindere mate om specifieke kennis in te huren.
1.2.2 Wettelijke definitie
contractvormen
Oproepwerk, detacheren, payrolling en freelancen zijn termen die in de praktijk veel worden gebruikt, maar in de wet niet voorkomen. Al deze varianten van flexibel werk vallen in principe onder één van de volgende wettelijke contractvormen: de arbeidsovereenkomst, de uitzendovereenkomst of de opdrachtovereenkomst.
Arbeidsovereenkomst
Artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek (BW) omschrijft de arbeidsovereenkomst als ‘de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.’
De arbeidsovereenkomst bevat dus drie onderdelen:
Alleen als aan alle drie de voorwaarden van een arbeidsovereenkomst is voldaan, is er een echte dienstbetrekking.
Uitzendovereenkomst
Artikel 7:690 en 7:691 BW omschrijft de uitzendovereenkomst als ‘de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever, ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde.’
Opdrachtovereenkomst of overeenkomst van opdracht
Artikel 7:400 BW omschrijft de overeenkomst van opdracht als ‘de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.’