U bent hier

Onderneming & Personeel
Cafetariaregelingen11. Uitruilvoorbeelden11.5 Lening voor fiets

11.5 Lening voor fiets

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: juni 2019

Stel dat uw werknemer die twintig dagen per maand werkt een fiets wil kopen à 1.400 waarvoor uw onderneming hem een personeelslening verstrekt. De werknemer gebruikt die fiets om naar het werk te komen. Uw onderneming geeft hem hiervoor een onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,12 per kilometer. Aangezien de werknemer op 6 kilometer van kantoor af woont, ontvangt hij per werkdag een vergoeding van (6 × 2 × € 0,12 =) € 1,44, zijnde (20 × € 1,44 =) € 28,80 per maand. De werknemer heeft de lening van € 1.400 dan na ongeveer vier jaar volledig terugbetaald. Gaat de werknemer tussentijds uit dienst, dan moet hij het resterende leenbedrag uit zijn nettoloon terugbetalen.

Vrijstelling

In deze constructie gaat er niets ten laste van de vrije ruimte van uw onderneming. Er is geen sprake van als eindheffingsloon aan te wijzen vergoeding voor de fiets, omdat de werknemer het geld slechts van uw onderneming heeft geleend en niet heeft gekregen.

Voor het eventuele rentevoordeel van deze personeelslening geldt een nihilwaardering en de terugbetaling gebeurt via de reiskostenvergoeding, waarvoor een gerichte vrijstelling geldt.