U bent hier

4.1 Interne deskundigen

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier HR Rendement
Publicatiedatum: april 2017

veiligheid

Binnen een organisatie bevinden zich vaak verschillende arbodeskundigen met wie u samenwerkt. Alle deskundigen hebben elkaar nodig. Dat wil zeggen dat arbomedewerkers, zoals de preventiemedewerker en de BHV’er, elkaar van dienst kunnen zijn om de interne veiligheid te bewaken.

4.1.1 Preventiemedewerker

directeur

bescherming

Binnen elke organisatie moet er minstens één preventiemedewerker zijn. Dit kan een vaste werknemer zijn. Bij kleine bedrijven, met 25 werknemers of minder, mag de directeur als zodanig optreden. Op basis van de Arbowet bent u verplicht dat een deskundige u bijstaat op het gebied van preventie en bescherming. De preventiemedewerker is dus zo’n deskundige werknemer. De preventiemedewerker heeft de volgende wettelijke taken:

  • het meewerken aan het opstellen en uitvoeren van de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E);
  • het adviseren van en overleggen met de OR of personeelsvertegenwoordiging (PVT) over maatregelen voor een goed arbobeleid;
  • de maatregelen uit het arbobeleid (helpen) uitvoeren.

opleiding

Het is niet mogelijk om de rol van preventiemedewerker uit te besteden; het moet iemand van de organisatie zijn, tenzij dit absoluut niet mogelijk is.

Deskundigheid

In de Arbowet is niet opgenomen welke opleiding een preventiemedewerker gevolgd moet hebben om de rol uit te oefenen. De preventiemedewerker moet over ‘voldoende deskundigheid en ervaring’ beschikken en dat is afhankelijk van uw bedrijfssituatie. Sla de RI&E erop na, want daarin moet beschreven staan met welke risico’s werknemers te maken hebben op de werkvloer. Ook staat erin opgenomen hoe de preventiemedewerker u kan bijstaan. Daaruit blijkt welke deskundigheid van belang is.

Heeft iemand nog geen ervaring als preventiemedewerker, dan kan het nuttig zijn als hij een basiscursus volgt over bijvoorbeeld wettelijke regels en praktische tips.

Onafhankelijkheid van preventiemedewerker

opzegverbod

De preventiemedewerker moet de vrijheid hebben om u onafhankelijk en zonder gevolgen advies te kunnen geven. Er geldt daarom een opzegverbod voor preventiemedewerkers. Daarnaast houdt de OR of PVT in de gaten of de preventiemedewerker onafhankelijk kan opereren. Als dat niet het geval is, kunnen de OR en de PVT naar de rechter stappen.

Functieomschrijving

takenpakket

bevoegdheden

Het kan zinvol zijn om een kerndeskundige (zie paragraaf 4.2) te betrekken bij het bepalen van het takenpakket van de preventiemedewerker. U kunt de kerndeskundige ook om input vragen voor het opstellen van de functieomschrijving van de preventiemedewerker. In die omschrijving noteert u in ieder geval de volgende punten:

  • de taken van de preventiemedewerker;
  • de bevoegdheden, bijvoorbeeld of de preventiemedewerker sancties mag opleggen en welke rol u daarin speelt;
  • de positie en verantwoordelijkheden, zoals de positie van de preventiemedewerker in het organigram van uw organisatie;
  • op welke manier het preventiebeleid en gezondheidsmanagement is georganiseerd;
  • de tijd die de preventiemedewerker krijgt om zijn functie uit te oefenen.

Kijk ook eens op rendement.nl/hrdossier voor een tool over de vaardigheden van een preventiemedewerker.

Inventarisatie

zichtbaarheid

aanspreekpunt

Een belangrijk onderdeel van de functie van preventiemedewerker is zichtbaarheid. Dit houdt in dat de preventiemedewerker regelmatig met verschillende werknemers contact heeft, zoals de BHV’er en u als HR-professional, om preventie onderdeel van het werk te houden en om te inventariseren wat er leeft. Hiervoor kan hij ook aanschuiven bij personeelsoverleggen en bij vergaderingen van de OR of PVT. In feite is de preventiemedewerker de ambassadeur van preventie en tegelijkertijd een belangrijk aanspreekpunt op de werkvloer.

Nieuwe rol

instemmingsrecht

Een belangrijke wijziging van de Arbowet is de versterking van de positie van de preventiemedewerker en het wettelijk recht op overleg met arbodienstverleners en de bedrijfsarts. De positie van de preventiemedewerker wordt versterkt, doordat de OR (of PVT) straks instemmingsrecht krijgt op wie deze rol gaat vervullen. Momenteel geldt het instemmingsrecht alleen op het takenpakket. Daarnaast is de samenwerking tussen de preventiemedewerker en de arbodienstverlener en bedrijfsarts per 1 juli 2017 verankerd in de Arbowet. In de praktijk was dit vaak al het geval.

De OR of PVT heeft ook recht op een afschrift van een advies van de bedrijfsarts over de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Inspectie SZW zal hierop handhaven.

4.1.2 Bedrijfshulpverlening (BHV)

preventief

risico

Er is binnen uw organisatie niet alleen iemand nodig die preventief arbeidsrisico’s beperkt, maar ook één of meerdere personen die hulp kunnen verlenen als dit acuut nodig is. Deze bedrijfshulpverleners (BHV’ers) helpen bij een ongeval, brand en evacuatie. De wet schrijft niet precies voor hoeveel BHV’ers er moeten zijn. Het moeten er ‘voldoende’ zijn. Dat is afhankelijk van de risico’s in uw organisatie. In organisaties met beperkte risico’s kan één BHV’er per 25 werknemers volstaan, maar u kunt ook een BHV’er per tien werknemers nodig hebben.

BHV-bezetting

Omdat BHV’ers snel en adequaat in actie moeten komen, moeten zij de benodigde cursussen hebben gevolgd en regelmatig een herhaalcursus volgen om hun kennis en vaardigheden op te frissen. Daarnaast moet het bij uw werknemers duidelijk zijn wie de BHV’ers zijn. Het is bovendien sterk aan te raden om altijd een BHV-bezetting te hebben binnen uw organisatie. Als er één werknemer uitvalt – bijvoorbeeld door vakantie – moet een vervanger zijn rol kunnen overnemen.

EHBO

Een BHV’er vervult de volgende taken:

  • het verlenen van eerste hulp bij ongevallen (EHBO);
  • het beperken en bestrijden van brand;
  • het beperken en bestrijden van de gevolgen van ongevallen, zoals ontploffingsgevaar en elektrocutie;
  • het alarmeren en evacueren van alle personen binnen de organisatie in het geval van een calamiteit;
  • externe hulpverleners inschakelen bij noodgevallen.

BHV’ers moeten niet alleen over de juiste kennis beschikken om hun taken goed uit te voeren; een juiste uitrusting en beschermingsmiddelen zijn net zo belangrijk.

Oefenen

periodiek

Het is verstandig om BHV’ers regelmatig te laten oefenen op noodsituaties. Een goed voorbeeld daarvan is de ontruimingsoefening. Zo’n periodieke oefening kan heel nuttig zijn voor de bedrijfshulpverleners én de overige werknemers. Zij weten daardoor beter wat ze moeten doen in het geval van een calamiteit. Daarna is het van belang de oefening met de BHV’ers te evalueren, want juist tijdens een oefening komen de gebreken boven water. Een fijne bijkomstigheid is dat de communicatieapparatuur en overige hulpmiddelen ook direct worden getest.

Het is raadzaam een calamiteitenplan op te stellen. Hierin noteert u wie de BHV’ers zijn, waar zij werken en wie welke taak heeft tijdens een calamiteit.

4.1.3 Vertrouwenspersoon

PSA

agressie

Werknemers kunnen tijdens hun werk last krijgen van ongewenst gedrag, waardoor zij zich bedreigd voelen. Voor deze en andere vormen van psychosociale arbeidsbelasting (PSA) is het prettig als werknemers bij een vertrouwenspersoon terechtkunnen. Zij kunnen bij diegene terecht voor klachten over of meldingen van agressie, geweld, ongewenste intimiteiten, pesten of discriminatie. Een vertrouwenspersoon luistert naar de werknemer en biedt hulp bij de oplossing. U kunt een werknemer aanwijzen als vertrouwenspersoon, maar ook een externe vertrouwenspersoon behoort tot de mogelijkheden. Het is niet verplicht om een vertrouwenspersoon aan te stellen, maar als het past bij de arbeidsrisico’s binnen uw organisatie, draagt het bij aan een veilige werkplek waar mensen met plezier naartoe gaan.