U bent hier

8.2 WIA-keuring

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Arbo Rendement
Publicatiedatum: oktober 2015

Na het indienen van de WIA-aanvraag moet de zieke werknemer een medische keuring van UWV ondergaan. Deze moet uitwijzen wat zijn arbeidsbeperkingen zijn en of hij inderdaad recht heeft op een uitkering.

8.2.1 De keuring

verzekeringsarts

De werknemer wordt na het indienen van zijn WIA-aanvraag opgeroepen voor een gesprek met een verzekeringsarts van UWV. Soms blijft het bij dat gesprek, maar de arts kan ook lichamelijk onderzoek doen of overleggen met een specialist die de werknemer onder behandeling heeft. Dat kan echter alleen als de werknemer daarvoor toestemming geeft. Het gaat immers om medische informatie.

tweede UWV-arts

In enkele gevallen krijgt de werknemer na een eerste medische keuring nóg een keuring, van een tweede UWV-arts. Dit gebeurt bijvoorbeeld als het voor de eerste arts moeilijk is om de klachten bij een ziekte of aandoening vast te stellen.

Functionele mogelijkheden

De keuringsarts van UWV focust op de arbeidsbeperkingen van een zieke werknemer, niet op zijn ziekte of aandoening. Uiteraard gaat het dan wel om beperkingen die samenhangen met de ziekte. Vervolgens beoordeelt de arts wat de werknemer nog wel kan, aan de hand van de zogeheten functionele-mogelijkhedenlijst (FML). Dit gaat om mogelijkheden op het gebied van:

  • persoonlijk functioneren;
  • sociaal functioneren;
  • aanpassing aan de werkplek;
  • dynamische handelingen (beweging);
  • statische houdingen;
  • werktijden.

8.2.2 Het oordeel

poort-­wachterstoets

De keuringsarts beoordeelt de re-integratie-inspanningen van zowel werkgever als werknemer van de afgelopen twee jaar. Die beoordeling wordt ook wel de poortwachterstoets genoemd. Daarnaast kijkt de arts naar de huidige arbeidsgeschiktheid van de werknemer. De poortwachterstoets kan tot een negatief resultaat leiden als u zich niet voldoende heeft ingespannen voor re-integratie, maar ook als het re-integratieverslag onvolledig is. Heeft UWV niet genoeg informatie om een oordeel te vellen, dan moet u terug naar de schrijftafel en het verslag opnieuw indienen.

Arbeidsgeschiktheid

arbeids­deskundige

half jaar

Uiteindelijk komt de keuringsarts tot een oordeel of de werknemer nog in staat is om arbeid te verrichten. Is dat het geval, dan buigt een arbeidsdeskundige van UWV zich vervolgens over de vragen: welk werk is dat dan? En hoeveel van zijn oude loon zou hij ermee kunnen verdienen? Om die vragen te beantwoorden, kijkt de arbeidskundige niet alleen naar de gezondheid van de werknemer, maar ook naar opleiding, kennis, ervaring en andere achtergrondzaken die mogelijkheden bieden. Hij zal ook onderzoeken of er extra mogelijkheden zijn via bij- of omscholing. Daarbij beperkt hij zich tot functies waarvoor de werknemer binnen een half jaar kan worden opgeleid. De arbeidsdeskundige komt uiteindelijk tot een selectie van drie soorten werk waarmee de zieke werknemer het meest zou kunnen verdienen. Lukt het niet om drie geschikte functies te vinden, dan kan hij de werknemer alsnog volledig arbeidsongeschikt verklaren.

8.2.3 Hoogte van de uitkering

maatmanloon

verschil

Voor het bepalen van de hoogte van de uitkering bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (WGA) gaat de arbeidsdeskundige uit van de drie geselecteerde werksoorten. Hij bepaalt eerst wat het middelste loon van die drie functies is. Dan berekent hij het zogenoemde ‘maatmanloon’: het loon dat de werknemer zou kunnen verdienen als hij volledig arbeidsgeschikt zou zijn. Meestal dient het salaris van de werknemer voordat hij ziek werd hiervoor als maatstaf. Het verschil tussen het middelste loon van de drie geselecteerde functies en het maatmanloon bepaalt het arbeidsongeschiktheidspercentage van de werknemer, oftewel zijn ‘verdiencapaciteit’.

De exacte berekening ziet er als volgt uit:

(maatmanloon – restverdiencapacteit) × 100% /

maatmanloon = percentage arbeidsongeschiktheid.

Verdiencapaciteit

hoogte

bericht

Op basis van de verdiencapaciteit bepaalt UWV of de werknemer een uitkering voor gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (WGA) krijgt en wat de hoogte van die uitkering wordt. Hierover krijgt de werknemer binnen acht weken na zijn aanvraag bericht. In de brief legt UWV ook uit wat de redenen zijn voor de beslissing en hoe de hoogte van de uitkering is berekend. U krijgt diezelfde informatie toegestuurd: ook voor uw organisatie is het uiteraard belangrijk om te weten wat het oordeel van UWV is.

35-minners

ondergrens

pech

Sommige werknemers krijgen na berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage uiteindelijk geen uitkering: er geldt namelijk een wettelijke ondergrens van 35%. Oftewel, een werknemer krijgt alleen een uitkering als hij minimaal 35% van zijn verdiencapaciteit door ziekte of handicap kwijt is. De zogenoemde ’35-minners’ moeten volgens de wet dus gewoon hun eigen inkomen blijven verdienen. Ondertussen zijn zij na twee ziektejaren wel hun ontslagbescherming kwijt. Wie pech heeft, krijgt dus geen WIA-uitkering én raakt zijn baan kwijt.

In dienst blijven

aangepaste werkplek

Het uitgangspunt van de WIA is echter wel dat een 35-minner gewoon bij de werkgever in dienst blijft, desnoods op een aangepaste werkplek of in een andere functie. Of misschien is het mogelijk om de arbeidsvoorwaarden te veranderen, bijvoorbeeld een contract met minder uren of andere werktijden. Het kan best dat een 35-minner met enige aanpassingen nog een heel waardevolle werknemer is. Daarnaast houdt u dan zijn opgebouwde expertise en kennis in huis.

80% of meer

duurzaam

Werknemers die tussen de 35% en 80% arbeidsongeschikt zijn verklaard, krijgen een WGA-uitkering. Is iemand voor minimaal 80% arbeidsongeschikt en schat UWV in dat zijn beperking duurzaam van aard is, dan krijgt hij een IVA-uitkering. Zoals u in hoofdstuk 7 kon lezen is het voor deze groep werknemers soms mogelijk een vervroegde WIA-aanvraag te doen.