6.1 Arbeidsrelatie
De VAR was een hulpmiddel voor het beoordelen van de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Door middel van de VAR konden opdrachtnemers de Belastingdienst vragen om vooraf een oordeel te vellen over de fiscale en socialezekerheidsrechtelijke status van inkomsten die zij ontvingen voor het uitvoeren van opdrachten.
gevrijwaard
De Belastingdienst beoordeelde de situatie aan de hand van informatie die de opdrachtnemer zelf verstrekte bij zijn aanvraag. Als de fiscus op basis van die informatie tot de conclusie kwam dat er sprake was van échte zelfstandigheid, was de opdrachtgever gevrijwaard van de verplichting om loonbelasting en premie volksverzekeringen op de vergoeding in te houden en premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) over de vergoeding te betalen.
Het onderscheid tussen een zelfstandige en een werknemer is belangrijk, omdat een werkgever voor een werknemer inhoudings- en premieplicht heeft; voor een ‘echte’ zelfstandige dus niet.
6.1.1 Schijnzelfstandigheid
eisen zelfstandigheid
Het belangrijkste doel van de Wet DBA is zogeheten schijnzelfstandigheid aanpakken. Het komt namelijk weleens voor dat mensen op papier als zelfstandige werken, maar eigenlijk in loondienst zijn. Van zelfstandigheid is sprake als een opdrachtnemer voor een opdrachtgever werkt en de arbeidsrelatie aan de volgende voorwaarden voldoet:
- De zelfstandige werkt voor eigen rekening en risico.
- Er is geen gezagsrelatie tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer.
- De zelfstandige bepaalt zelf hoe hij zijn werk organiseert.
- De zelfstandige heeft meerdere opdrachtgevers.
verkapt dienstverband
Voldoet de arbeidsrelatie niet aan één of meerdere van de genoemde voorwaarden, dan kan de Belastingdienst van oordeel zijn dat er een verkapt dienstverband is en dat er dus sprake is van schijnzelfstandigheid.
6.1.2 Nadelen van de VAR
De Verklaring arbeidsrelatie bleek in veel gevallen onvoldoende zekerheid te bieden over de fiscale kwalificatie van de inkomsten van de opdrachtnemer.
Eén van de problemen was dat de VAR-aanvraag over toekomstige feiten en omstandigheden ging; de zzp’er moest inschatten hoeveel opdrachten en opdrachtgevers hij in een jaar zou krijgen. Dat bleek in de praktijk lastig, met als gevolg dat zzp’ers nogal eens werden geconfronteerd met correcties op de aangifte inkomstenbelasting en met naheffingsaanslagen.
Een ander probleem was dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de VAR volledig bij de opdrachtnemer lag. Deze vulde immers de aanvraag in en moest de gegevens aanleveren. De opdrachtgever hoefde niet te controleren of de VAR op de juiste gronden was afgegeven.
Geen loonheffingen
overeenkomst
Met de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties is de verantwoordelijkheid voor het beoordelen van de arbeidsrelatie eerlijker verdeeld tussen opdrachtnemer en opdrachtgever. Ze moeten er nu beiden voor zorgen dat de samenwerking is geregeld in een overeenkomst die door de Belastingdienst is goedgekeurd.
Sluit u een goedgekeurde overeenkomst en werkt u ook volgens de regels die daarin staan, dan hoeft uw organisatie geen loonheffingen in te houden en te betalen. De opdrachtnemer moet de belastingheffing dan zelf via zijn aangifte inkomstenbelasting regelen.
Handhaven wordt ook gemakkelijker
Voor de Belastingdienst wordt het door de Wet DBA gemakkelijker om te handhaven. Het is voor de fiscus immers eenvoudiger om één correctieverplichting of één naheffingsaanslag aan een opdrachtgever op te leggen dan om eerst van alle individuele opdrachtnemers de Verklaring arbeidsrelatie te herzien en vervolgens per opdrachtnemer correcties op te leggen.
De Belastingdienst zal voorlopig echter nog terughoudend zijn met handhaven. Opdrachtgevers en zzp’ers krijgen tot 1 mei 2017 de tijd om hun werkwijze aan te passen (als dat nodig is). Tot die datum geeft de Belastingdienst vooral voorlichting en helpt bij de invoering van de nieuwe werkwijze.