U bent hier

10.2 Berekening beslagvrije voet

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: januari 2023

normbedragen

De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet heeft het vooral voor werknemers eenvoudiger gemaakt. Met de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet zijn per 1 januari 2021 de oude normbedragen komen te vervallen en geldt er een berekeningswijze van de beslagvrije voet. Deze is minder afhankelijk van de aanlevering van gegevens door de werknemer.

10.2.1 Uniforme en geautomatiseerde berekening

UWV

Sinds 1 januari 2021 komen de gegevens die nodig zijn om de beslagvrije voet vast te stellen, automatisch uit de Basisregistratie Personen (gegevens over de leefsituatie) en de UWV polisadministratie (gegevens over inkomen). Een werknemer hoeft dus zelf minder gegevens aan te leveren. Met de gegevens uit de BRP en polisadministratie van UWV berekent iedere beslaglegger de beslagvrije voet op een uniforme manier via een rekenmodule (zie paragraaf 10.3).

10.2.2 Hoogte van de beslagvrije voet

belastbaar inkomen

inkomens-groep

De beslagvrije voet is gebaseerd op het belastbaar inkomen van de werknemer. Sinds 1 januari 2021 moet altijd ten minste 5% van het netto-inkomen gebruikt worden voor de aflossing van schulden. Er zijn sindsdien drie inkomensgroepen: laag, midden en hoog inkomen.

Laag inkomen

afloscapaciteit

Een schuldenaar heeft een laag inkomen als dat inkomen gelijk aan of lager is dan de voor hem geldende bijstandsnorm. Voor deze categorie is de beslagvrije voet 95% van het netto-inkomen, inclusief vakantietoeslag. Deze werknemers hebben daardoor altijd 5% afloscapaciteit. De schuldenaar moet dus ten minste 5% van het netto-inkomen gebruiken voor de aflossing van schulden.

Middeninkomen

compensatiekop

Er is sprake van een middeninkomen als er een recht op toeslagen bestaat. Bestaat er geen volledig recht op toeslagen, dan wordt dit gecompenseerd met een evenredige ophoging binnen de beslagvrije voet, de zogenoemde compensatiekop. De beslagvrije voet is opgebouwd uit verschillende componenten en wordt berekend met een formule die in de wet staat. Alle beslagleggende partijen hebben een rekentool die deze berekening uitvoert.

Hoog inkomen

kinderen

Bij hoge inkomens gaat het om inkomens waarmee geen recht op toeslagen bestaat. De beslagvrije voet wordt vastgesteld op een vast bedrag per leefsituatie. Voor de beslagvrije voet voor deze groep gelden sinds 1 juli 2022 de volgende maximumbedragen:

  • voor een alleenstaande: € 1.701,27;
  • voor een alleenstaande ouder: € 1.822,06;
  • voor gehuwden zonder kinderen: € 2.250,62;
  • voor gehuwden met één of meer kinderen: € 2.274,43.

Verhoging beslagvrije voet door hoge woonkosten

tijdelijk

De beslaglegger neemt ook een standaardbedrag voor woonkosten mee in de berekening van de beslagvrije voet. Daarvoor kijkt hij naar gegevens over het inkomen van de schuldenaar en met wie diegene samenwoont. Heeft uw werknemer hoge woonkosten? Adviseer hem dan om dit door te geven aan beslaglegger. Zijn beslagvrije voet kan mogelijk tijdelijk of vast worden verhoogd.

huurtoeslag

Vanaf 1 januari 2023 kan de beslagvrije voet in de volgende gevallen worden verhoogd:

  • De woonkosten zijn hoger dan € 888,87 per maand. Kan de werknemer na deze tijdelijke verhoging zijn schulden binnen zes maanden aflossen? Dan kan de beslaglegger de tijdelijke verhoging van de beslagvrije zelfs verlengen.
  • Heeft de werknemer geen recht op huurtoeslag, en is zijn inkomen lager dan 34.332,49 per jaar (€ 44.714,68 ingeval van een partner en/of kinderen)? Dan kan de beslaglegger zijn beslagvrije voet verhogen met een bedrag dat gelijk is aan de huurtoeslag die hij zou ontvangen als hij een huurwoning zou hebben. Heeft de werknemer recht op huurtoeslag? Dan kan hij geen hogere beslagvrije voet aanvragen.