U bent hier

1.2 Doelgroepen

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: januari 2025

scholing

In Nederland zijn er allerlei regelingen om werkgevers te stimuleren om arbeidskrachten met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen en houden. Daarnaast is er ook een groot aanbod aan subsidies voor scholing en innovatie. Toch zijn veel werkgevers niet genoeg bekend met de mogelijkheden en weten ze vaak niet waar ze meer informatie kunnen vinden. Dit hoofdstuk somt in vogelvlucht de verschillende subsidiemogelijkheden op die verderop in dit dossier uitgebreider aan bod komen.

1.2.1 Laat geen geld liggen

regelhulp

Het gebruik van personeelssubsidies is helaas relatief beperkt. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom de Regelhulp financieel CV laten ontwikkelen. Met deze tool kunnen werkzoekenden zelf een individueel overzicht van subsidieregelingen maken die voor hen gelden en aan hun werkgever presenteren. Werkgevers kunnen met de regelhulp nagaan of ze voor sommige werknemers gebruik kunnen maken van aantrekkelijke financiële regelingen en wat het voordeel is.

1.2.2 Opleiding en scholing van werknemers

Opleidingen kunnen in deze roerige tijden een groot kostenpost vormen die werkgevers er eigenlijk niet bij kunnen hebben. Toch is het (om)scholen van werknemers essentieel. Er zijn diverse mogelijkheden om werknemers bij te scholen zonder dat het jouw organisatie veel geld kost.

SLIM-regeling

mkb

ontwikkel-adviezen

Uitvoering van Beleid

Zo kunnen mkb-ondernemingen en grootbedrijven uit de sectoren landbouw, horeca en recreatie sinds maart 2020 een beroep doen op de Stimuleringsregeling Leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM-regeling). Deze subsidie is aan te vragen voor initiatieven die bijdragen aan een leven lang ontwikkelen. Denk aan het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen voor werknemers. Individuele mkb’ers kunnen maximaal € 25.000 ontvangen. Voor bepaalde sectoren is het maximale subsidiebedrag lager (zie hoofdstuk 2). De aanvraag verloopt via Uitvoering van Beleid. In paragraaf 2.5 lees je meer over de SLIM-regeling zoals deze gold in 2024.

Naar aanleiding van een positieve evaluatie wil het kabinet de SLIM-regeling met vijf jaar verlengen, tot 2030. Ook is het plan om de regeling op basis van verbeterpunten uit de evaluatie op enkele punten te wijzigen.

Subsidieregeling praktijkleren

leerwerk-plekken

Werkgevers die praktijk- of leerwerkplekken aanbieden kunnen via de subsidieregeling praktijkleren een tegemoetkoming ontvangen voor de begeleiding van studenten en scholieren. De subsidieregeling praktijkleren is bedoeld voor drie groepen werknemers:

  • leerlingen of studenten met een opleiding in sectoren met een (dreigend) tekort aan gekwalificeerd personeel;
  • jonge, kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt;
  • wetenschappelijk personeel waar grote behoefte aan is.

In hoofdstuk 2 lees je onder welke voorwaarden een werkgever in aanmerking komt voor deze subsidie.

Aanvraag

onderwijs-categorie

Voldoe je aan de voorwaarden – die per onderwijscategorie verschillen – dan kun je per gerealiseerde praktijk- of leerwerkplek maximaal € 2.700 subsidie krijgen. Je kunt van 2 juni (9.00 uur) tot en met 17 september 2025 (17.00 uur) via rvo.nl een aanvraag indienen voor het studiejaar 2024/2025.

1.2.3 Oudere werknemers

WTL

Werkgevers staan om verschillende redenen niet te springen om oudere werknemers aan te nemen. Vooral als ze al langer werkloos zijn. Met subsidies wil de overheid de koudwatervrees van werkgevers wegnemen. Zo kun je in 2025 dankzij de Wet tegemoetkomingen loondomein (WTL) nog een beroep doen op het loonkostenvoordeel (LKV) voor uitkeringsgerechtigde werknemers van 56 jaar of ouder.

In de Voorjaarsnota 2023 stond al dat de doelmatigheid van het LKV oudere werknemer op zijn hoogst beperkt is. Omdat de regering flink moet bezuinigen, is besloten om dit LKV per 1 januari 2026 volledig af te schaffen.

Loonkostenvoordeel

56 jaar of ouder

Sinds 2018 kunnen werkgevers een tegemoetkoming krijgen voor werknemers van 56 jaar of ouder, maar die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt (zie hoofdstuk 3). Als een werkgever aan de voorwaarden voldoet, krijgt hij voor deze werknemers een loonkostenvoordeel van € 1,35 per verloond uur tot een maximum van € 2.600 per jaar (afhankelijk van wanneer de dienstbetrekking is begonnen). Dit maximum gaat uit van een 40-urige werkweek. Werkt de werknemer minder uren, dan daalt zijn LKV naar rato. In 2025 kun je vanaf de indiensttreding van de werknemer maximaal één jaar aanspraak maken op deze tegemoetkoming.

1.2.4 Jonge werknemers

compensatieregeling

jeugd-LIV

Sinds juli 2017 is de leeftijdsgrens voor het wettelijk minimumloon in Nederland verlaagd van 23 jaar naar 21 jaar. Hierdoor werden jonge werknemers veel duurder voor werkgevers. Om werkgevers tegemoet te komen, was in 2018 een compensatieregeling in het leven geroepen voor werknemers van 18 tot en met 20 jaar: het lage-inkomensvoordeel voor jongeren (jeugd-LIV). Per 2024 is het jeugd-LIV vanwege de hervorming van het pensioenstelsel afgeschaft.

1.2.5 Laagbetaalde werknemers

LIV

Voor organisaties die laagbetaalde werknemers in dienst hebben en houden introduceerde de overheid per 1 januari 2017 het lage-inkomensvoordeel (LIV). Het gaat hier om werknemers die minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon verdienen. Het LIV bedraagt maximaal € 960 per jaar. Per 2025 is het doek helaas ook voor het LIV gevallen. In 2025 is het alleen nog mogelijk om LIV te ontvangen over 2024. Per 2026 is het LIV echt verleden tijd.

1.2.6 Werknemers met een arbeidsbeperking

garantie

Een andere groep werknemers die een extra steuntje in de rug kan gebruiken, bestaat uit werknemers met een arbeidsbeperking. De overheid wil hen graag volwaardig in de maatschappij laten meedraaien en werk is daar een belangrijk onderdeel van. Werkgevers kunnen voor deze groep niet alleen recht hebben op tegemoetkomingen in de kosten, maar ook voor hulp tijdens het werk of garanties bij ziekte.

Participatiewet

Ziektewet-uitkering

WIA

De arbeidsbeperkte werknemer staat centraal in de maatregelen van de Participatiewet. Dat uit zich bijvoorbeeld in de no-riskpolis. Voor werknemers die onder de no-riskpolis vallen, hoef je het loon bij ziekte niet door te betalen. Als de werknemer ziek wordt binnen vijf jaar na indiensttreding, krijgt hij namelijk een Ziektewet-uitkering van UWV. Daarnaast tellen werknemers met een no-riskpolis niet mee bij het bepalen van de hoogte van de premie van jouw organisatie voor de Ziektewet. En ook niet voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), als de betreffende werknemer een WIA-uitkering krijgt. Je leest alles hierover in hoofdstuk 5.

De hoogte van de ZW-uitkering hangt af van wat je in andere gevallen bij ziekte doorbetaalt aan werknemers. In het tweede jaar is de ZW-uitkering 70% van het dagloon.

Proefplaatsing

jobcoach

Verder beperkt de Participatiewet het risico van een financiële kater voor werkgevers door het mogelijk maken van een proefplaatsing. Je kunt hierdoor maximaal twee maanden uittesten of een werknemer bevalt, terwijl je daarvoor geen salaris hoeft te betalen. De werknemer krijgt in deze periode namelijk nog een uitkering. Ook een kosteloze jobcoach die de werknemer met een arbeidsbeperking (tijdelijk) begeleidt op zijn werk kan onzekerheid wegnemen (zie hoofdstuk 5).

Loonkostensubsidie

loonwaarde

minimumloon

Je bent verplicht om werknemers minimaal het wettelijk minimumloon te betalen. Arbeidsbeperkten met een beperkt arbeidsvermogen en daardoor een lagere productiviteit hebben daar in principe ook recht op. Ook hier komt de overheid werkgevers tegemoet. Je kunt namelijk voor het verschil tussen de loonwaarde van een arbeidsbeperkte werknemer en het wettelijk minimumloon bij de gemeente aankloppen. Je ontvangt dan compensatie in de vorm van loonkostensubsidie. De loonkostensubsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon en er komt nog 23,5% bovenop als vergoeding voor de werkgeverslasten.

De eerste zes maanden ga je uit van 50% van het minimumloon. Daarna volgt onderzoek en wordt de ‘werkelijke’ 
loonwaarde bepaald. De gemeente vult dan het verschil aan tot het minimumloon.

Loonkostenvoordeel

verloond uur

Wajong

Sinds 2018 kwam het loonkostenvoordeel voor nieuw in dienst tredende arbeidsgehandicapte werknemers in beeld. Dit is een tegemoetkoming per verloond uur. In 2025 is dat € 3,05 en het maximale voordeel voor werkgevers bedraagt € 6.000 per jaar. Op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer kun je ten hoogste drie jaar aanspraak maken. Bij herplaatsing van arbeidgehandicapte binnen een organisatie gelden dezelfde voorwaarden voor het LKV, met de beperking dat deze tegemoetkoming slechts één jaar mogelijk is. Beide LKV’s komen in hoofdstuk 3 aan bod.

Loondispensatie

verlenging

Voor de groep Wajongers (jonggehandicapte werknemers) gelden nog eens twee extra maatregelen die het voor werkgevers financieel aantrekkelijker maken om hen in dienst te nemen. Dat geldt met name voor de loondispensatie: de werkgever betaalt tijdelijk minder loon aan de werknemer, omdat hij minder aankan dan de andere werknemers. Voorwaarde is dat de werknemer een Wajong-uitkering heeft. UWV vult het loon van de Wajonger aan tot maximaal het bedrag dat hij ontving voordat hij ging werken. De loondispensatie kan een halfjaar tot vijf jaar duren. Verlenging is mogelijk, maar uiteindelijk moet de werknemer hetzelfde gaan verdienen als andere werknemers (zie hoofdstuk 6).

1.2.7

Innovatieve werknemers

BSO

eerste schijf

tweede schijf

RVO

De overheid hecht veel belang aan organisaties die nieuwe wegen inslaan en innovatieve projecten initiëren. Voor dit speur- en ontwikkelingswerk kun je op grond van de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) een subsidie aanvragen. Dankzij de WBSO kunnen werkgevers een vermindering van de af te dragen loonheffingen krijgen als zij kosten maken en uitgaven doen ten behoeve van speur- en ontwikkelingswerk (S&O). Het financiële voordeel van de WBSO verloopt via twee schijven:

  • Organisaties kunnen in 2025 in de eerste schijf 36% van hun S&O-(loon)kosten tot en met € 380.000 aftrekken van de loonbelasting. Voor starters is dat 50%.
  • Komen de S&O-(loon)kosten boven de € 380.000, dan geldt de tweede schijf. Daarvoor geldt in 2025 een onveranderd tarief van 16%.

Aanvraag

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de WBSO uit namens het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Voor 2025 kun je geen aanvraag meer indienen, maar voor 2026 kan dat nog tot en met 30 september 2025. Als jouw organisatie aan alle voorwaarden voldoet, ontvang je een S&O-verklaring van RVO voor minimaal drie maanden en maximaal één kalenderjaar Zie hoofdstuk 7 voor alle voorwaarden die gelden voor de WBSO-subsidie.

Voor een werknemer met een arbeidsbeperking moet je vaak extra kosten maken, bijvoorbeeld om zijn werkplek geschikt te maken. Hiervoor kun je een beroep doen op subsidies voor werkplekaanpassingen, aangepast vervoer of persoonlijke ondersteuning op de werkplek.

1.2.8 Speciale omstandigheden

bijzonder

werktijd-verkorting

In Nederland kunnen werkgevers ook voor bijzondere omstandigheden een overheidssubsidie krijgen. Onder bijzondere omstandigheden vallen situaties die niet behoren tot de normale ondernemersrisico’s. Bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijn een brand of overstroming. Door de regeling werktijdverkorting (WTV) kunnen werkgevers onder bijzondere omstandigheden de arbeidsduur van een werknemer tijdelijk verkorten en voor die weggevallen uren een WW-uitkering voor die werknemer ontvangen. WTV kun je aanvragen voor een aantal uren per dag, maar die kan ook gelden voor alle contracturen. Hoe en wanneer je deze subsidie kunt aanvragen lees je in hoofdstuk 8.

Onwerkbaar weer

loondoor-­betalingsplicht

WAB

Er is ook een speciale regeling voor zogenoemd onwerkbaar weer. Onwerkbaar weer kan werkgevers handenvol geld kosten: ze moeten immers het loon van de werknemer doorbetalen als het niet aan hen te wijten is dat hij geen arbeid kan verrichten. Denk bijvoorbeeld aan een grote overstroming of een gevoelstemperatuur die zo laag is dat buiten werken niet veilig is. Daarom geldt sinds 1 januari 2020 voor alle werkgevers en werknemers de wachttijdregeling, die onderdeel is van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB). Dit houdt in dat alle werkgevers hun werknemers bij onwerkbaar weer – zoals strenge vorst of een flinke storm – twee dagen moeten doorbetalen. Daarna hebben de werknemers recht op een WW-uitkering en stopt de loondoorbetalingsplicht.