5.3 Financiële kengetallen
Er zijn allerhande kengetallen om de financiële resultaten van uw organisatie te meten. De gegevens hiervoor komen uit uw boekhouding en jaarrekening. De twee bekendste zijn vermoedelijk de liquiditeit en de solvabiliteit.
vlottende bezittingen
Liquiditeit bepaalt of uw organisatie voldoende liquide middelen en vlottende bezittingen heeft om op korte termijn uw schulden te voldoen.
5.3.1 Solvabiliteit
voorspelling
Bij de solvabiliteit gaat het erom dat u ook op de langere termijn – drie maanden of meer – aan uw lopende verplichtingen kunt voldoen. Daartoe moet de ‘current ratio’ (vlottende bezittingen en liquide middelen gedeeld door kortetermijnschulden) minimaal 1 zijn. Financiële kengetallen zeggen weinig over de achterliggende oorzaken van de resultaten. De getallen geven wel een goede voorspelling van de financiële gezondheid op (korte) termijn, de behoefte aan (nieuw) kapitaal en de terugverdiencapaciteit bij investeringen.
5.3.2 Rentabiliteit
eigen vermogen
vreemd vermogen
rentepercentage
De rentabiliteit geeft inzicht in de winstgevendheid van uw organisatie. Hierbij is sprake van twee formules:
- De rentabiliteit eigen vermogen (REV) deelt de nettowinst (winst na belastingen) door het geïnvesteerde eigen vermogen (aandelenkapitaal plus opgebouwde reserves).
- De rentabiliteit vreemd vermogen (RVV) is de verhouding tussen de in een jaar betaalde rente en het gemiddelde vreemd vermogen (rekening-courantkrediet, leningen en uitstaande crediteuren). In formule: betaalde rente ÷ vreemd vermogen × 100%. De uitkomst is het rentepercentage dat u in de praktijk kwijt bent voor de extra financiële ruimte die het vreemd vermogen biedt.
5.3.3 Omzet en kosten
formules
brutomarge
Dat kosten(reductie) een belangrijk effect op de winst heeft, hoeft niemand u te vertellen. Geen wonder dus dat er meerdere formules zijn om de kosten in een kengetal uit te drukken, dat u kan helpen bij de kostenbeheersing. Bijvoorbeeld de omzet (in €) per werknemer. Andere ratio’s waaraan u kunt denken, zijn:
- de winstgevendheid van uw afzonderlijke klanten. Deze berekent u in twee stappen:
- U berekent de brutomarge (= netto-opbrengst – direct toerekenbare kosten);
- Vervolgens berekent u de verhouding: bruto-marge ÷ netto-opbrengst × 100%;
- de winstgevendheid per product(groep).
werkkapitaal
Van de brutomarge die u verdient op uw klanten of producten gaan nog de indirecte kosten af, zoals bijvoorbeeld de kosten van ondersteunende afdelingen (administratie, huisvesting) en andere algemene uitgaven die niet direct zijn terug te voeren op de omzet.
5.3.4 Vlottende en vaste activa
Werkkapitaal is het geld dat u nodig heeft voor investeringen en om uw uitgaven, zoals de kosten voor huisvesting, salarissen en voorraden, te kunnen betalen. Kortom, het gaat om de kosten die u moet maken om uw organisatie draaiende te houden en die u pas later weer terugverdient, via de inkomsten die u met uw werkzaamheden vergaart.
balans
In de Angelsaksische wereld wordt van de ‘cash-to-cash-cyclus’ gesproken. Aangezien u het werkkapitaal uit eigen middelen of via de bank voorfinanciert, is het zaak het bedrag dat u nodig heeft als werkkapitaal zo laag mogelijk te houden.
Werkkapitaal
debiteuren
crediteuren
De omvang van het werkkapitaal kunt u herleiden uit de balans. Het is het saldo van de vlottende activa minus de vlottende passiva. Hierbij geldt:
- vlottende activa – ook wel vlottend kapitaal genoemd –bestaan uit voorraden (grondstoffen of gereed product), onderhanden werk, vorderingen op klanten (debiteuren) en het (rekening-courant)tegoed op uw bankrekening (liquide middelen);
- vlottende passiva bestaan uit schulden aan leveranciers (crediteuren), vorderingen van de Belastingdienst en uw rekening-courantkrediet bij de bank.
Nettowerkkapitaal
voorraad
Verschillende kengetallen zijn gebaseerd op het totale werkkapitaal en op de afzonderlijke posten:
- het nettowerkkapitaal: het verschil in euro’s tussen vlottende activa en vlottende passiva;
- verhouding vlottende activa en balanstotaal: dit percentage berekent u door de vlottende activa te delen door uw balanstotaal;
- debiteurendagen: een rekenformule waarmee u uitrekent hoeveel dagen omzet uw debiteurensaldo waard is. De formule luidt: debiteurensaldo ÷ (jaaromzet ÷ 365 dagen);
- voorraaddagen: vergelijkbaar met debiteurendagen, maar nu berekent u voor hoeveel dagen omzet u voorraden heeft. De formule luidt: Voorraadwaarde op dag x ÷ (inkoopwaarde van de omzet ÷ 365 dagen);
- crediteurendagen: de termijn die u gemiddeld aanhoudt om uw crediteuren te betalen. Formule: crediteuren (exclusief BTW) ÷ (kostprijs van de omzet ÷ 365 dagen).
Vaste activa
omloopsnelheid
Om uw financieringskosten te beheersen en uw kostprijs te verlagen, kunt u ook de omvang van uw vaste activa afzetten tegen kengetallen. De totale waarde van uw vaste activa schept logischerwijze namelijk voor hetzelfde bedrag een financieringsbehoefte. Met de omloopsnelheid van de vaste activa berekent u het percentage dat aangeeft hoeveel omzet u met uw vaste activa maakt.
5.3.5 Bezettingsgraad
capaciteit
strategische keuzes
De bezettingsgraad is een waarde waarmee u uitrekent welk deel van de beschikbare capaciteit wordt benut. Staat bijvoorbeeld een machine bij een drukkerij de helft van de tijd stil, dan is de bezettingsgraad 50%. Zo’n soort gegeven levert u waardevolle informatie op over de bedrijfsvoering. Zo kunt u bijvoorbeeld nadenken over alternatieven, zoals uitbesteden, strategische keuzes of de informatie gebruiken bij vervangingsinvesteringen.
Maatwerk
Over welke activiteiten u de bezettingsgraad bijhoudt, is maatwerk. Bij een restaurant meet u bijvoorbeeld de gemiddelde bezettingsgraad of de omzet per stoel; bij een taxi het aantal ingezette uren; bij medewerkers het aantal actieve uren of geleverde prestaties. Hetzelfde geldt voor de bezettingsgraad van gehuurde of geleasete bedrijfsmiddelen. Ook voor uw werknemers kunt u de ‘bezettingsgraad’ meten. Heeft u bijvoorbeeld een diëtist voor 20 uur in dienst bij uw fitnesscentrum, waarvan gemiddeld 17 uur kunnen worden doorberekend, dan is de bezettingsgraad 85% (17/20).