11.3 Volgorde beslagen
periodieke vordering
De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet introduceerde per 1 januari 2021 een vaste beslagvolgorde, waardoor beslag op periodiek inkomen zo veel mogelijk bij één inkomstenbron van de werknemers wordt toegepast. De beslaglegger moet de onderstaande volgorde aanhouden bij periodieke vorderingen:
- uitkeringen op grond van de Participatiewet;
- uitkering op grond van overige sociale zekerheidswetten (uitgezonderd kinderbijslag);
- uitkeringen of buitengewone pensioen op grond van een wettelijke regeling voor oorlogsgetroffenen;
- bezoldiging voor ambtenaren;
- loon;
- uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen- of ziekengeldverzekering;
- pensioen en lijfrente;
- voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting;
- uitkeringen tot levensonderhoud (alimentatie).
- een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling, met uitzondering van de kinderopvangtoeslag.
Als de schuldenaar (uw werknemer) bijvoorbeeld loon ontvangt aangevuld met een bijstandsuitkering, moet er beslag gelegd worden op de bijstandsuitkering. Er mag afgeweken worden van de beslagvolgorde als er vanwege de hoogte van het inkomen anders op twee inkomens beslag gelegd zou moeten worden.
De verplichte beslagvolgorde geldt niet voor beslag op toeslagen. Een zorgverzekeraar kan dus kiezen om beslag op het loon of op de zorgtoeslag te leggen.
Preferentie
verdeelsleutel
rangorde
Het is ook de coördinerende deurwaarder die de verdeelsleutel van de ontvangen bedragen en de volgorde van aflossing over de diverse beslagleggers regelt. Ook al hoeft u dit dus zelf niet uit te zoeken of er iets mee te doen, het is wel interessant om te weten welke schuldeisers voorrang hebben op andere schuldeisers, en welke juist een achtergestelde positie hebben. In de wet is precies vastgelegd welke volgorde van afhandeling van loonbeslagen moet worden aangehouden. Met andere woorden: uit de wet is af te leiden welke vorderingen voorrang krijgen op andere vorderingen, oftewel zogeheten preferent zijn. Er bestaan vele preferente vorderingen waarbij vaak onderling ook nog een soort rangorde geldt. Veel van dit soort preferenties gelden echter voor bepaalde objecten waarop beslag kan worden gelegd en waarmee u dus niet te maken krijgt bij een loonbeslag.
Overheidsinstanties
zonder vonnis
Belastingdienst
Preferente schuldeisers zijn onder meer overheidsinstanties. Dit zijn dus de instanties die voor het opleggen van loonbeslag geen rechterlijk vonnis nodig hebben en waarvoor een invorderingsambtenaar bij uw onderneming aanklopt (zie ook paragraaf 8.1). De meest voorkomende preferente loonbeslagleggers zijn:
- de overheid, gemeente en de Belastingdienst;
- het Centraal Justitieel Incassobureau (openstaande boetes);
- de Dienst Uitvoering Onderwijs (studieschulden);
- de Sociale Verzekeringsbank (terugvordering aan teveel betaalde uitkeringen);
- UWV (onterecht ontvangen uitkering / inning boetes);
- het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (nietbetaalde partner- en kinderalimentatie).
Als er meerdere (gelijke) preferente schuldeisers zijn, zal uw coördinerende deurwaarder voor alle loonbeslagen hen als eerste aflossen, naar rato van de diverse vorderingen.
Concurrentie
gelijk
naar rato
Als er geen wettelijke basis is waardoor een bepaalde vordering preferent is, vormt dit een reguliere concurrerende vordering. Concurrente schuldeisers (bijvoorbeeld energiebedrijven) zijn volgens de wet allemaal gelijk en staan achteraan in de rij wat betreft het innen van de schuld. De vordering van een preferente schuldeiser heeft dus voorrang op die van een concurrente schuldeiser; een invorderingsambtenaar heeft voorrang bij het ontvangen van aflossing op een deurwaarder. Maar tussen concurrente schuldeisers onderling bestaat er geen enkele voorrangspositie. Als er geen preferente schuldeisers zijn, zal de coördinerende deurwaarder de door uw onderneming aan hem betaalde bedragen dan ook naar rato van de diverse vorderingen over de concurrente schuldeisers verdelen.
Tussenvorm
bronheffing
Er zijn ook tussenvormen van voorrang of achtergesteldheid bij schuldeisers mogelijk. Zo heeft het CAK met de bestuursrechtelijke premie van de bronheffing (zie paragraaf 2.2) voorrang op andere schulden, maar is achtergesteld op (rijks)belasting- en socialepremieschulden.
Schuldregeling
schuldrege- lingsvoorstel
Ook in een later stadium van financiële problemen hebben preferente schuldeisers voorrang. En als er een zogeheten minnelijke schuldregeling wordt getroffen, krijgen preferente schuldeisers een groter deel van de boedel. In een minnelijk traject (zie hoofdstuk 7) wordt geprobeerd – op vrijwillige basis – overeenstemming met de schuldeisers te bereiken over een schuldregelingsvoorstel. Hierbij verlenen schuldeisers na een succesvolle afronding ervan de schuldeisers finale kwijting.
Als niet alle schuldeisers hiermee akkoord gaan, kan de werknemer een beroep doen op de Wet schuldsanering natuurlijke personen (zie ook hoofdstuk 12). Ook dan krijgt de preferente schuldeiser een groter deel van de boedel.
De preferente schuldeisers krijgen in de genoemde specifieke schuldregelingen het dubbele percentage aangeboden van wat concurrente schuldeisers ontvangen.