11.5 Reiskostenvergoeding voor lening
geen keuzeloon
In dit voorbeeld gaat het om de situatie dat uw onderneming een werknemer een lening van € 1.300 verstrekt om een elektrische fiets van te kopen, en hij deze personeelslening terugbetaalt van de reiskostenvergoeding die hij van uw organisatie ontvangt. Hier is feitelijk geen sprake van keuzeloon maar van de situatie dat de werknemer zijn reiskostenvergoeding inlevert om de lening af te lossen.
voor woon-werkverkeer
gunstiger voor onderneming
Stel dat de werknemer vijf dagen per week werkt, op 10 kilometer van het werk woont en de aangeschafte fiets voor het woon-werkverkeer gebruikt. Uw onderneming geeft hem de maximaal gericht vrijgestelde reiskostenvergoeding van € 0,23 per zakelijke kilometer, wat neerkomt op een onbelaste reiskostenvergoeding van (21,67 × (10 × 2 × € 0,23) =) € 99,68 per maand. Dat betekent dat de werknemer de personeelslening in net iets meer dan een jaar zal hebben terugbetaald.
Constructie
rentevoordeel
Deze constructie kan gunstiger zijn voor uw onderneming dan de fiets als onbelast doel aan te bieden waarvoor uw vrije ruimte moet worden aangesproken. In deze constructie gaat er namelijk niets ten laste van de vrije ruimte van uw onderneming. De vergoeding voor de elektrische fiets hoeft niet als eindheffingsloon te worden aangewezen, omdat de werknemer het geld slechts van uw onderneming heeft geleend en niet heeft gekregen. Voor het eventuele rentevoordeel van de personeelslening geldt een nihilwaardering. De terugbetaling gebeurt via de reiskostenvergoeding van € 0,23 per kilometer waarvoor een gerichte vrijstelling geldt (als de vergoeding tenminste als eindheffingsloon is aangewezen).