6.2 Kenmerken pensioenuitvoerders
Pensioenuitvoerders verschillen van elkaar doordat ze bepaalde kenmerken hebben (zie ook paragraaf 1.3). Hierna volgen nog een paar specifieke kenmerken.
6.2.1 Bedrijfstakpensioenfonds (BPF)
zekerheidsmaat
Het kenmerk van een BPF is dat deelname verplicht is voor bepaalde bedrijfstakken (zie ook paragraaf 1.2). De sociale partners bepalen grotendeels de pensioenregeling. De leiding van het BPF is in handen van een bestuur. De bestuursleden zijn (vaak) vertegenwoordigers van de sociale partners. Werkgevers, werknemers en gepensioneerden hebben invloed via het belanghebbenden- of verantwoordingsorgaan. Voor (bedrijfstak)pensioenfondsen geldt een wettelijke zekerheidsmaat van 97,5%. Anders gezegd: de eisen met betrekking tot het vermogen van het fonds zijn zodanig dat zich (in theorie) eens in de veertig jaar (100 : 2,5) een onderdekking kan voordoen. En áls die situatie zich voordoet, kán het pensioenfonds de pensioenen korten. Het pensioen is dus niet gegarandeerd.
6.2.2 Ondernemingspensioenfonds (OPF)
Kenmerkend voor een OPF is dat het fonds de pensioenregeling voor één onderneming (of concern van ondernemingen) uitvoert. De bestuursleden van een OPF zijn soms ook daadwerkelijk werkzaam in de aangesloten onderneming. Voor alle pensioenfondsen geldt de wettelijke zekerheidsnorm van 97,5% en het risico op korten, dus ook voor het OPF. Het pensioen is dus niet gegarandeerd. Let op: soms komt het voor dat de werkgever (de onderneming) een bijstortverplichting heeft.
6.2.3 Algemeen pensioenfonds (APF)
ringfencing
Een APF voert pensioenregelingen uit voor meerdere werkgevers. Het kenmerk van een APF is dat het pensioenvermogens gescheiden mag administreren (ringfencing). Het APF hanteert daarvoor zogenoemde collectiviteitskringen. Binnen zo’n kring is alleen het pensioenvermogen samengevoegd van de pensioenregelingen van die desbetreffende kring. De verdeling van positieve en negatieve ontwikkelingen (zoals rendement) vindt alleen plaats binnen die kring. Dat is anders dan bij een BPF of OPF, daar geldt juist een verbod op ringfencing. Het is dan de totale groep die profiteert van alle plussen en minnen.
De collectiviteitskringen binnen een APF onderscheiden zich onderling. Zo kan een kring bijvoorbeeld gericht zijn op een zo laag mogelijke premie of het accent ligt juist meer op het verlenen van toeslagen (indexatie).
Bestuur
Per kring zijn meerdere werkgevers aangesloten. Het komt vaak voor dat het APF ook aparte kringen administreert waarbij slechts één (grote) werkgever is aangesloten of pensioenfonds is ondergebracht.
Een APF staat onder leiding van een onafhankelijk bestuur en voor een APF geldt ook de wettelijke zekerheidsnorm van 97,5% en het risico op korten. Het pensioen is dus niet gegarandeerd.
6.2.4 Pensioenverzekeraar
commerciële organisatie
Van oudsher zijn pensioenverzekeraars de uitvoerders van pensioenregelingen voor verschillende werkgevers. Een verzekeraar is een commerciële organisatie met een raad van bestuur. Sociale partners en aangesloten werkgevers hebben geen invloed op de bestuurskeuze. Er is geen juridische basis voor invloed op het beleid. Dat gebeurt in de praktijk op basis van de commerciële relatie.
Zekerheidsmaat
Voor verzekeraars geldt een wettelijke zekerheidsmaat van 99,5%. Anders gezegd: de eisen met betrekking tot het vermogen van de verzekeraar zijn zodanig dat zich (in theorie!) eens in de tweehonderd jaar (100 : 0,5) een onderdekking kan voordoen.
garantie
Maar daarnaast geldt de specifieke bijzonderheid dat een pensioenverzekeraar het pensioen niet kan korten. Het pensioen is namelijk gegarandeerd. Voert de verzekeraar een beschikbarepremieregeling uit, dan gelden in principe geen garanties (zie paragraaf 5.4).
De pensioenverzekeraar neemt de hoge zekerheidsmaat en garantie mee in de premie. Dat verklaart waarom die premie vaak hoger is dan bij een pensioenfonds.
6.2.5 Premie pensioeninstelling (PPI)
biometrisch risico
Een PPI voert pensioenregelingen uit voor meerdere werkgevers. Kenmerkend is dat een PPI alleen een beschikbarepremieregeling mag uitvoeren en dat de PPI daarbij geen biometrisch risico mag lopen. Dat zijn de risico’s van overlijden, lang leven en arbeidsongeschiktheid.
Een PPI verzorgt het beleggen van de pensioenpremies, maar de risico’s (zoals het partnerpensioen) brengt de PPI onder bij een verzekeraar. Daar merken de deelnemers weinig van, de hele administratie en communicatie verzorgt de PPI.
Verzekeraar
Ook het risico van lang leven zal een PPI niet zelf dragen. De deelnemer koopt daarom op pensioendatum met het pensioenkapitaal een pensioenuitkering bij een pensioenverzekeraar naar keuze.
De meeste PPI’s zijn door een verzekeraar opgericht. Die verzekeraar is vaak ook degene die de risico’s verzekert. Ook bij de PPI is er geen juridische basis voor invloed op het beleid van de pensioenuitvoerder. Dat gebeurt in de praktijk op basis van de commerciële relatie. Aangezien een PPI alleen beschikbarepremieregelingen uitvoert, geldt er voor de PPI zelf geen wettelijke zekerheidsnorm en is er geen sprake van een garantie.