U bent hier

6.1 Eigenwoningforfait

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: november 2024

Als werknemers een eigen woning hebben, moeten zij in hun aangifte inkomstenbelasting het eigenwoningforfait aangeven. Dit forfait zijn de inkomsten die de werknemers worden geacht te hebben uit hun eigen woning.

Forfait

percentage van WOZ-waarde

Het eigenwoningforfait voor de eigen woning (hoofdverblijf) van de werknemer bedraagt een bepaald percentage van de WOZ-waarde (Waardering Onroerende Zaken) die de gemeente voor de woning heeft bepaald. In 2024 geldt bijvoorbeeld voor een woning met WOZ-waarde van meer dan € 75.000 maar maximaal € 1.310.000 een forfait van 0,35%. Dus voor een woning met WOZ-waarde € 240.000 geldt een eigenwoningforfait van € 840. Per 2025 geldt hetzelfde percentage voor een WOZ-waarde van meer dan € 75.000 maar dan tot en met een WOZ-waarde van € 1.330.000.

Voor de WOZ-waarde moet de werknemer altijd uitgaan van de waarde met peildatum 1 januari van het jaar vóór het jaar waarover hij de aangifte inkomstenbelasting doet.

voor betreffende periode

deel waarvan eigenaar

Als de werknemer slechts voor een deel van het jaar een eigen woning heeft, moet hij het eigenwoningforfait in de IB-aangifte aangeven voor de betreffende periode. Hierbij is de datum bepalend waarop het woonadres van de werknemer in de Basisregistratie Personen (BRP) bij de gemeente is gewijzigd. En heeft de werknemer opeenvolgend twee eigen woningen in het belastingjaar – bijvoorbeeld door verkoop van de eerste en vervolgens aankoop van de tweede – dan moet de werknemer het eigenwoningforfait aangeven over de periode dat hij ingeschreven staat op het betreffende adres en de bedragen bij elkaar optellen.

Onder voorwaarden kan een werknemer tijdelijk twee eigen woningen hebben. Bijvoorbeeld als na verhuizing zijn oude huis nog te koop staat of als de aangekochte woning nog in aanbouw is. Het eigenwoningforfait is dan € 0 voor de onbewoonde periode maar kostenaftrek is mogelijk.

Het kan ook zijn dat de werknemer samen met iemand anders eigenaar is van de eigen woning, zonder dat er sprake is van fiscaal partnerschap. In dat geval moet de werknemer voor de inkomstenbelasting alleen het deel van het eigenwoningforfait aangeven over het deel waarvan hij eigenaar is. Dus stel dat de werknemer een woning bezit voor 50%-50% met iemand anders (geen fiscale partner), dan moet hij de helft van het forfait aangeven in zijn aangifte.

Aftrek

80% van het verschil

Als werknemers geen eigenwoningschuld of een kleine eigenwoningschuld hebben (zie ook paragraaf 6.2), kunnen zij recht hebben op een aftrek op het eigenwoningforfait. Die aftrek bedraagt in 2024 80% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten rond de eigen woning. De aftrek is in het leven geroepen omdat het eigenwoningforfait in de situatie van geen of een kleine eigenwoningschuld meestal hoger is dan de aftrekbare kosten.

elk jaar lager

Stel dat een werknemer een eigenwoningforfait van € 1.300 heeft en een totaal aan rente en aftrekbare kosten van € 1.200. Per saldo is het forfait dus € 100. De aftrek voor geen of kleine eigenwoningschuld is dan (€ 100 x 80% =) € 80. Dat betekent dat de fiscus slechts € 20 bij het inkomen in box 1 optelt voor de eigen woning.

De aftrek wordt tot 2048 elk jaar 3,33% lager – in 2025 is de aftrek dus 76,667% – en komt daarna geheel te vervallen.