U bent hier

7.2 Grondslagaanwasmethode

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: maart 2023

Op het genietingsmoment van het loon moet u de verschuldigde loonheffingen erover berekenen. Voor berekening van de premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW neemt u elk loontijdvak de grondslagaanwas hiervoor als basis.

De grondslagaanwas is de cumulatieve (maximum-)grondslag van het betreffende tijdvak verminderd met de cumulatieve (maximum)grondslag van het vorige tijdvak. Over deze uitkomst – de aanwas – berekent u de betreffende percentages aan premies en bijdrage.

Aanwas

begrensd

Om de grondslagaanwas te kunnen bepalen, moet u dus eerst het cumulatieve premieloon respectievelijk bijdrageloon tot en met het betreffende tijdvak berekenen. Dit bedrag wordt begrensd door het cumulatieve maximumpremieloon respectievelijk het cumulatieve maximumbijdrageloon tot en met dat tijdvak. Het verkregen cumulatieve (maximum)premieloon dan wel (maximum)bijdrageloon is de grondslag van het betreffende tijdvak.

uitkomst

Vervolgens trekt u hiervan af het cumulatieve (maximum)premieloon dan wel (maximum)bijdrageloon tót dat tijdvak; oftewel de grondslag van het vorige tijdvak. De verkregen uitkomst is de grondslagaanwas, de grondslag waarover uw onderneming de premies en bijdrage is verschuldigd.

Voor 2023 is het maximumpremieloon dan wel maximumbijdrageloon € 66.956 op jaarbasis (€ 5.579,66 per maand en € 5.150,46 per vier weken). Als een werknemer per 1 april in dienst komt, betaalt u dit jaar dus over maximaal 9/12 × € 66.956 = € 50.217 premies en bijdrage.

bonus

overschreden

onder het maximum

overzichtelijk in kaart
gebracht

Stel dat een werknemer per 1 augustus 2023 bij uw onderneming in dienst komt. Zijn loon is € 5.100 per maand en in oktober ontvangt hij een bonus van € 1.500. In de maanden augustus en september blijft zijn cumulatieve loon van € 5.100 respectievelijk € 10.200 onder het cumulatieve maximumpremieloon en -bijdrageloon van € 5.579,66 respectievelijk € 11.159,32. Dat betekent dat de grondslagaanwas steeds € 5.100 is en u hierover de premies en bijdrage berekent. In oktober komt zijn cumulatieve loon uit op € 16.800 (3 × € 5.100 + € 1.500). Hiermee wordt het cumulatieve maximumpremieloon en -bijdrageloon van € 16.738,98 (3 × € 5.579,66) overschreden. Dat betekent dat de cumulatieve grondslag voor oktober hierop wordt gemaximeerd en de grondslagaanwas waarover u premies en bijdrage berekent dus € 6.538,98 (€ 16.738,98 − € 10.200) is. Vervolgens blijft in november het cumulatieve loon van de werknemer weer onder het cumulatieve maximumpremieloon en -bijdrageloon (€ 21.900 versus € 22.318,64), en bedraagt de grondslagaanwas dan € 5.161,02 (€ 21.900 − € 16.738,98).

Bonus en voortschrijdend cumulatief rekenen

in uw voordeel

Onderstaand vindt u het voorgaande voorbeeld overzichtelijk in kaart gebracht (bedragen in euro’s).

Augustus September Oktober November
Loon 5.100,00 5.100,00 6.600,00 5.100,00
Cumulatief loon 5.100,00 10.200,00 16.800,00 21.900,00
Maximum 5.579,66 5.579,66 5.579,66 5.579,66
Cumulatief maximum 5.579,66 11.1159,32 16.738,98 22.318,64
Grondslag 5.100,00 10.200,00 16.738,98 21.900,00
Grondslagaanwas 5.100,00 5.100,00 6.538,98 5.161,02

Afronden

op hele getallen

Bij berekening van de grondslagaanwas rondt u af in uw voordeel op twee decimalen. Dat is echter anders als er sprake is van samenloop van de hoge en lage premie Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) of de hoge en lage premie Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). In dat geval moet u rekenkundig afronden op hele getallen.

Als het loon van een werknemer in een loontijdvak deels onder de hoge en deels onder de lage premie Awf of Aof valt, moet u het hoge dan wel lage premiepercentage toepassen op een evenredig deel van de (totale) grondslagaanwas.

U berekent het evenredige deel voor de hoge dan wel lage premie Awf of Aof door het premieloon voor het hoge dan wel lage premiepercentage te delen door het totale loon voor de premies werknemersverzekeringen, en dit vervolgens te vermenigvuldigen met de grondslagaanwas.

Álle

meerdere periodes

U moet VCR toepassen over álle loonheffingensubnummers van uw onderneming heen. U past VCR verder niet per dienstbetrekking of inkomstenverhouding (IKV) van de werknemer toe, maar moet dit toepassen over álle dienstbetrekkingen en IKV's heen die de werknemer bij uw onderneming heeft. En als een werknemer in een kalenderjaar meerdere periodes bij uw onderneming werkt, moet u doorlopend met VCR rekenen over álle loontijdvakken waarin de werknemer bij u in dienst was, ongeacht het aantal dienstbetrekkingen of IKV's.

na elkaar

volledig overlappende

In de situatie dat de werknemer meerdere dienstbetrekkingen tegelijk of na elkaar bij uw onderneming heeft, hangt het van de omstandigheden af hoe u het (cumulatieve) maximumpremieloon dan wel maximumbijdrageloon berekent. Heeft de werknemer bijvoorbeeld meerdere dienstbetrekkingen na elkaar met verschillende loontijdvakken, dan telt u voor het (cumulatieve) maximum de bedragen voor alle loontijdvakken bij elkaar op. Maar als de werknemer bijvoorbeeld twee volledig overlappende dienstbetrekkingen heeft met verschillende loontijdvakken, van bijvoorbeeld vier weken respectievelijk één week, gaat u voor het (cumulatieve) maximum uit van een loontijdvak van vier weken. En u telt dan de lonen van de twee tijdvakken bij elkaar op.

Geen

Er is geen heffingsruimte als er geen loontijdvak bestaat (zie ook paragraaf 7.1). Ook niet in de situatie dat de werknemer wel loon ontvangt, maar het (alleen) niet-tijdvakloon betreft. Denk bijvoorbeeld aan een maand waarin u alleen vakantiebijslag uitbetaalt. U voegt dan geen tijdvakbedrag toe aan de bestaande cumulatieven, maar u houdt het cumulatieve maximumpremieloon en -bijdrageloon voor die maand op de stand van de maand ervoor.

jaar overstijgen

Bij (alleen) niet-tijdvakloon kan een inhaaleffect optreden als er later in het kalenderjaar een loontijdvak ontstaat omdat u tijdvakloon uitbetaalt. Dan moet u namelijk het eerdere niet-tijdvakloon alsnog in de heffing betrekken.

vergoeding terugbetalen

Een loontijdvak kan ook een jaar overstijgen, zoals bij een jaaruitkering. U moet dat tijdvak dan meenemen in het jaar van het genietingsmoment van het loon, en daarbij de op dat moment geldende maxima aanhouden. Dus stel dat u een werknemer in november 2023 een uitkering betaalt over de periode november 2022 tot en met oktober 2023, dan moet u deze in november 2023 verwerken, en daarbij rekening houden met het maximumpremieloon en -bijdrageloon dit jaar. Als (bijzonder) loon de jaargrens overschrijdt waarbij er geen loontijdvak in het nieuwe jaar ontstaat, hoeft u (op dat moment) geen premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW te berekenen. Dit kan bijvoorbeeld spelen bij een nabetaling van vakantiebijslag aan een ex-werknemer.

Gevolgen van negatief loon werknemer

geen heffingsruimte

weer op uw bord

Als een werknemer in een loontijdvak negatief loon heeft omdat hij bijvoorbeeld een vergoeding moet terugbetalen, kan dat leiden tot een negatieve grondslagaanwas en dus tot een negatief bedrag aan premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor dat tijdvak. Dit kan echter nooit tot een negatief bedrag aan premies en bijdrage op jaarbasis leiden, want op jaarbasis mag de cumulatieve grondslag niet negatief zijn.Datzelfde geldt bij jaaroverschrijding. Moet de werknemer bijvoorbeeld in het volgende kalenderjaar loon terugbetalen waardoor er sprake is van negatief loon, maar is er in dat jaar geen loontijdvak, dan is er geen heffingsruimte. Het negatieve loon kan dan dus niet leiden tot een negatieve grondslagaanwas en negatieve premies en bijdrage.

53 weken

die laatste periode

toe te voegen

eigenrisicodrager

De laatste keer dat u ermee te maken had, was 2020, maar 2026 krijgt u het ook weer op uw bord: een jaar dat 53 weken telt. Hoe u hiermee moet omgaan qua cumulatieven bij dienstbetrekkingen die het hele kalenderjaar bestaan, hangt af van hoe u die 53e week uitbetaalt:

  • samen met het loon over week 49 tot en met 52: u heeft dan tot en met de 12e vierwekenperiode al gerekend met een cumulatief maximumpremieloon dan wel -bijdrageloon van € 61.805,52 (12 × € 5.150,46, uitgaande van de bedragen voor 2023). U hoeft dan door het jaarmaximum van € 66.956 die laatste periode van vijf weken nog over maximaal € 5.150,48 premies en bijdrage te berekenen.
  • apart: u heeft dan tot en met de 13e vierwekenperiode al gerekend met een cumulatief maximumpremieloon dan wel -bijdrageloon van € 6.6955,98 (13 × € 5.150,46, uitgaande van de bedragen voor 2023). U hoeft dan door het jaarmaximum van € 66.956 die laatste periode van een week slechts € 0,02 aan de cumulatieven toe te voegen.

Uitvoerder

VCR apart

Als uw onderneming eigenrisicodrager (ERD) voor de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) of Ziektewet (ZW) is, kunt u voor uitbetaling van uitkeringen aan werknemers gebruikmaken van een private uitvoerder. Vóór 2022 hadden uw organisatie en die private uitvoerder elkaar nodig om VCR toe te passen over het loon en de uitkering samen. Sinds 1 januari 2022 kunt u er echter voor kiezen om beiden geen rekening te houden met de betalingen die de ander doet. De private uitvoerder past VCR dan dus apart toe op de uitkeringen, en u past VCR toe op het betaalde loon. Let wel op dat deze werkwijze duurder kan uitpakken voor uw onderneming.

U moet de keuze om apart VCR toe te passen – of dat juist niet langer te doen – doorgeven aan de Belastingdienst. Die melding doet u door een e-mail met de vereiste gegevens te sturen naar [email protected].

uiterlijk 31 augustus

op moment van wisseling

Let op dat er per 2023 nieuwe meldingsregels gelden. Als uw onderneming per 1 januari 2023 ERD is, moest de melding van het apart toepassen van VCR uiterlijk 28 februari bij de fiscus binnen zijn. Wordt u per 1 juli ERD, dan moet de melding uiterlijk 31 augustus binnen zijn. Bij een startende werkgever die direct ERD is, moet de melding bij de fiscus binnen zijn op de uiterste aangiftedatum van het eerste aangiftetijdvak. U hoeft de melding alleen niet te doen als u in 2022 al heeft doorgegeven VCR apart toe te passen en uw onderneming is in 2023 nog steeds ERD met dezelfde private uitvoerder.

Als u overstapt naar een andere private uitvoerder, die VCR ook apart gaat toepassen, moet u de melding doen op het moment van wisseling van uitvoerder. En als u geen private uitvoerder meer gebruikt of VCR niet langer apart toepast, moet u dat aan de Belastingdienst doorgeven op het moment dat die verandering plaatsvindt.