6.3 Financiële kengetallen
onmisbaar
Voor financiële informatie zijn kengetallen eigenlijk onmisbaar. Hieronder vindt u enkele veelgebruikte financiële kengetallen.
6.3.1 Solvabiliteit
buffer
zekerheid
Solvabiliteit is de verhouding tussen het eigen vermogen en het balanstotaal van de organisatie. Het eigen vermogen is de financiële buffer voor het opvangen van ondernemingsrisico’s: de verplichtingen op de lange termijn. Stel dat een onderneming een solvabiliteit heeft van 25%. Dat betekent dat van elke euro die door de organisatie is aangetrokken, 75% wordt gefinancierd met vreemd vermogen (schulden, denk aan een hypotheek of krediet). De norm voor financiering is dat de solvabiliteit voor commerciële organisaties groter moet zijn dan 30% en voor non-profitorganisaties groter dan circa 15%. Een goede solvabiliteit is voor financiers een zekerheid dat ze bij een eventueel faillissement zo min mogelijk geld zullen kwijtraken.
Een afwijking van de norm voor solvabiliteit kan voor de ondernemer aanleiding zijn om te zorgen voor meer eigen vermogen, het aflossen van schulden of andere acties. En dat kan weer gevolgen hebben voor uw achterban als de ondernemer bijvoorbeeld snijdt in de personeelskosten.
6.3.2 Winstgevendheid
winstuitkering
De verhouding tussen netto- en brutowinst geeft aan welk deel van de vergoeding voor de totale bedrijfsvoering overblijft voor de eigenaar(s) van de organisatie en een eventuele winstuitkering voor de werknemers. De eigenaars van de onderneming stellen hiervoor hun eigen normen op.
6.3.3 Brutowinstmarge
inkoop
De verhouding tussen brutowinst en -omzet geeft een indicatie voor het aandeel dat de inkoopwaarde inneemt van de omzet. Door dit kengetal te vergelijken met vorige jaren, de branche en de concurrenten krijgt u inzicht in de kwaliteit van de inkoop van uw organisatie.
6.3.4 Current ratio
schulden
De current ratio geeft aan hoe het gesteld is met de liquiditeit van de onderneming, namelijk in hoeverre de onderneming in staat is om kortlopende schulden te betalen met de aanwezige liquide middelen, dus zonder bij te lenen. De current ratio wordt berekend door de vlottende activa te delen door het korte vreemde vermogen.
Vlottende activa en kort vreemd vermogen
voorraden
Bij vlottende activa gaat het om middelen die binnen een jaar te gelde gemaakt moeten kunnen worden. Het gaat dan niet alleen om geld op de bank en in de kas, maar ook om voorraden en debiteuren. Het korte vreemde vermogen bestaat uit schulden en betalingsverplichtingen die de onderneming binnen een jaar moet voldoen. Bijvoorbeeld openstaande facturen van leveranciers of nog te betalen belasting.
Norm
gezond
De current ratio moet sowieso boven de 1 liggen. Anders kan de onderneming immers niet aan de betalingsverplichtingen voldoen. Een gezonde current ratio is tussen de 1,2 en 1,5. Afhankelijk van de branche en de werkzaamheden kan een iets hogere current ratio nog beter zijn. Van een te hoge current ratio moet u overigens niet blij worden: uw onderneming doet dan immers niets met de aanwezige liquide middelen. Als u een hoge current ratio constateert, kunt u de bestuurder voorstellen dat in het sociale beleid te steken.
6.3.5 Arbeidsproductiviteit
arbeidsuren
Dit kengetal past bij een moderne bedrijfsvoering waar alle werknemers bijdragen aan het realiseren van de toegevoegde waarde (omzet minus de kosten). Het kengetal geeft de productie aan gedeeld door het aantal werknemers of het aantal arbeidsuren. Dat laatste geeft een beter beeld omdat niet elke werknemer evenveel uren werkt. De norm is dat de arbeidsproductiviteit niet onder 1,65 mag liggen.
Aantal tuinkabouters per uur
In een organisatie waar tuinkabouters gemaakt worden werken 55 werknemers. Zij werken niet allemaal fulltime, sommigen werken drie dagen, anderen vier dagen. Per week werken zij bij elkaar 1.580 uur. In die tijd produceren zij 6.500 tuinkabouters. De arbeidsproductiviteit per arbeidsuur is dan: 6.500 / 1.580 = 4,1.
6.3.6 Return On Investment
investering
Return On Investment (ROI) is een bekend kengetal voor het rendement op geïnvesteerd vermogen. Deze moet positief zijn, anders draait de onderneming verlies op de investering. Een ROI van 10% is prima voor een profit-onderneming.
6.3.7 Rendement over het eigen vermogen
rentabiliteit
De rentabiliteit (of rendement) over het eigen vermogen kunt u berekenen door de winst na belastingen te delen door het eigen vermogen. De norm is dat dit rendement boven de 8% moet liggen.
6.3.8 Omloopsnelheid
efficiënt
Het begrip omloopsnelheid is geschikt om te beoordelen of de organisatie voldoende omzet ten opzichte van zijn investeringen behaalt. Hoe hoger de omloopsnelheid, hoe efficiënter de onderneming het vermogen gebruikt. Dit kengetal komt veel voor in handelsondernemingen.
6.3.9 Terugverdientijd
opbrengsten
Aan de terugverdientijd kunt u zien hoe lang het duurt voor een investering is terugverdiend en wanneer de opbrengsten dus hoger worden dan de kosten.