U bent hier

Onderneming & Personeel
Ziekte9. Preventie9.2 Maatregelen

9.2 Maatregelen

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier HR Rendement
Publicatiedatum: oktober 2018

drie soorten

In het plan van aanpak van de RI&E kan de werkgever drie soorten preventieve maatregelen tegen ziekteverzuim opnemen: persoonsgerichte, werkgerichte en maatregelen gericht op de leidinggevenden.

Bij het preventiebeleid moet de werkgever de bedrijfsarts of arbodienst om advies vragen, en daar ook naar handelen. Bij afwijking van die adviezen kan de werkgever hierop worden aangesproken of kan de bedrijfsarts of arbodienst Inspectie SZW inschakelen.

Persoon

kans op ziekteverzuim

van belang

Bepaalde risico’s binnen uw organisatie kunnen zijn ingegeven door factoren die zijn gerelateerd aan de werknemers zelf. Denk bijvoorbeeld aan jongere werknemers en oudere werknemers die elk door andere oorzaken gevoeliger lijken te zijn voor stress. Of aan zwangere werkneemsters die (tijdelijk) minder zwaar en vaak mogen tillen, of hoe de leefstijl van werknemers van invloed kan zijn op hun kans op ziekteverzuim. Hoe uw organisatie hiermee omgaat ter preventie van ziekteverzuim, moet in het plan van aanpak worden vastgelegd.

Bij het opstellen van de preventiemaatregelen moet de werkgever de wettelijke regels rond arbeidsomstandigheden goed in acht nemen. Die geven immers aan hoe de omstandigheden zouden moeten zijn zodat ziekteverzuim kan worden voorkomen.

Werk

strenge regels

Andere preventiemaatregelen in het plan van aanpak kunnen zijn gericht op risico’s die specifiek aan bepaalde werkzaamheden binnen uw organisatie zijn gekoppeld. Denk bijvoorbeeld aan beeldschermwerk waarbij de werkplek moet voldoen aan de specifieke eisen uit de Arbowet- en regelgeving. Of aan strenge regels bij het werken in nachtdiensten of met gevaarlijke stoffen. Ook functies waarin de werkdruk erg hoog is of waarbij werknemers (deels) thuis werken, verdienen aandacht in het preventiebeleid. Soms is een aanpassing van de werkzaamheden nodig om ziekteverzuim te kunnen voorkomen.

specifieke maatregelen

Als bij uw organisatie het risico op specifieke beroepsziekten speelt, zoals beroepsastma, chemische brandwonden, eczeem door Epoxyharsen en Q-koorts (zie ook paragraaf 8.3), moeten hiervoor uiteraard ook specifieke preventieve maatregelen worden getroffen. Beroepsziekten ontstaan immers niet zomaar en kunnen door goede maatregelen worden voorkomen. Hierbij geldt dat hoe duidelijker de oorzaak van een beroepsziekte is, hoe gerichter de preventie kan plaatsvinden.

In 2018 is het vierjarige Programma beroepsziekten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingegaan. De eerste twee jaar richt dit programma zich op de preventie van beroepsziekte veroorzaakt door gevaarlijke stoffen, daarna op nog te bepalen beroepsrisico’s.

Leiding

betrokken

Ook het management van uw organisatie moet uiteraard worden betrokken bij het preventiebeleid. Leidinggevenden kunnen ziekteverzuim van werknemers bijvoorbeeld voorkomen door een andere houding aan te nemen, anders te handelen of andere prioriteiten te formuleren in bepaalde situaties. Dit soort preventiemaatregelen kunnen ook in het plan van aanpak worden vastgelegd.

Samenwerking diverse partijen is nodig

veiligheidsvoorschriften

Zowel bij het opstellen van preventiemaatregelen als bij de preventie van ziekteverzuim in de praktijk is het van belang om samen te werken met anderen.

  • Zo mag uw bedrijfsarts of arbodienst bijvoorbeeld preventieve medische onderzoeken doen waardoor niet alleen ziekteverzuim mogelijk is te voorkomen, maar dit ook informatie voor uw RI&E oplevert.
  • Verder is het van belang dat de werknemers de risico’s (kunnen) herkennen en ook aan de bel (durven) trekken en zelf ook verantwoordelijkheid nemen in het veilig aan het werk zijn, door bijvoorbeeld de veiligheidsvoorschriften op te volgen.
  • Samenwerking met de ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging (PVT) is niet alleen vaak een verplichting maar ook erg belangrijk om draagvlak voor de preventiemaatregelen te creëren (zie hoofdstuk 10).