9.2 Pensioen IB-ondernemer
zelfstandige
Een IB-ondernemer is een zelfstandige en geen werknemer in loondienst bij een werkgever. Voor een pensioenregeling in de tweede pijler komt de IB-ondernemer niet in aanmerking. Er geldt wel een uitzondering voor een verplichte deelname aan een bedrijfstak- of beroepspensioenfonds (dit is hetzelfde als bij de dga, zie paragraaf 9.1.1). Daarnaast heeft de IB-ondernemer ook andere mogelijkheden om een potje voor de oude dag op te bouwen.
9.2.1 Oudedagsreserve (OR)
gereserveerde winst
Met de OR kan de IB-ondernemer een deel van de winst reserveren als ‘appeltje voor de dorst’. Stopt de IB-ondernemer, dan kan hij die gereserveerde winst (laten) omzetten in een pensioen.
Voorwaarden
urencriterium
Om aan de OR deel te kunnen nemen, moet de IB-ondernemer aan drie voorwaarden voldoen:
- hij heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt;
- hij voldoet aan het urencriterium (1.225 uren per jaar aan de onderneming besteden);
- er is voldoende ondernemingsvermogen in de onderneming.
Dotatie
Jaarlijks mag de ondernemer een deel van de winst aftrekken als dotatie aan de OR. Voor 2020 is dat 9,44% met een maximum van € 9.218. De ondernemer verlaagt de dotatie met eventuele pensioenpremies die al op de winst in mindering zijn gebracht. De stand van de OR (het totaal van de dotaties) mag niet hoger zijn dan het ondernemingsvermogen.
Staken
lijfrente
tussentijds
Als de IB-ondernemer stopt met werken heet dat in jargon ‘staken van de onderneming’. Op dat moment valt de OR vrij in de winst en moet de ondernemer er inkomstenbelasting over betalen. Dit kan hij voorkomen door een lijfrente (zie paragraaf 8.2) aan te kopen. Daar moeten dan wel genoeg financiële middelen voor zijn. De gedachte is vaak dat de verkoop van de onderneming voldoende opbrengt, maar dit is niet altijd het geval. Het is ook mogelijk om de OR tussentijds (in kleine stukken) om te zetten in een lijfrente. Ook dan moet de ondernemer voldoende middelen hebben.
Als voorwaarde voor een oudedagslijfrente geldt dat die moet ingaan uiterlijk vijf jaar na de AOW-leeftijd. De omzetting van de OR in een lijfrente mag wel op een later moment. De uitkering moet dan wel direct ingaan.
9.2.2 IB-ondernemer en lijfrente
derde pijler
Voor de opbouw van pensioen zijn de meeste IB-ondernemers aangewezen op de lijfrentes in de derde pijler. De verschillende soorten lijfrentes die beschreven zijn in paragraaf 8.2.1 staan ook voor de IB-ondernemer ter beschikking. Voor deze lijfrentes geldt ook dat de uiterste ingangsdatum vijf jaar na de AOW-leeftijd is. Daarnaast kunnen IB-ondernemers profiteren van de stakingslijfrente.
Stakingslijfrente
stakingswinst
Als de IB-ondernemer stopt met werken staakt hij zijn onderneming. Bij de verkoop kan er een verschil zijn tussen de verkoopwaarde en de fiscale boekwaarde. Dat verschil heet stakingswinst. De ondernemer moet daarover inkomstenbelasting betalen, maar hij kan de stakingswinst ook gebruiken voor de zogenoemde stakingslijfrente. Ook voor een stakingslijfrente is het, onder voorwaarden, toegestaan dat de ingangsdatum meer dan vijf jaar na de AOW-leeftijd ligt.
Hoogte lijfrente
lijfrentepremieaftrek
De hoogte van die stakingslijfrente verschilt per situatie. De extra lijfrentepremieaftrek is in 2020 als volgt:
- € 467.044:
- als de ondernemer ten minste 61 jaar en vier maanden is;
- bij staking door een invalide ondernemer;
- bij staking als gevolg van overlijden.
- € 233.530:
- voor de ondernemer met een leeftijd tussen de 51 jaar en vier maanden en 61 jaar en vier maanden;
- voor een jongere ondernemer, als de lijfrente-uitkering direct ingaat;
- € 116.771: overige gevallen.
Vermindering
verleden
De premieaftrek wordt verminderd met onder andere:
- de waarde van een bedrijfstak- of beroepspensioenfondsregeling;
- de bedragen die in het verleden als lijfrentepremie zijn afgetrokken;
- het bedrag van de OR (inclusief de OR-bedragen die eerder zijn omgezet in een lijfrente).
overnemende ondernemer
Een ondernemer kan de stakingslijfrente onderbrengen bij de uitvoerders die ook gewone lijfrentes uitvoeren (zie paragraaf 8.2.4). Een bijzonderheid is dat de ondernemer de stakingslijfrente ook mag bedingen bij de overnemende ondernemer. Dit is uiteraard niet zonder risico’s.
Afspraken uit het pensioenakkoord
opname ineens
vrijwillig
In het pensioenakkoord zijn afspraken gemaakt die van belang zijn voor de dga en IB-ondernemer:
- de optie tot een opname ineens van maximaal 10% is ook van toepassing op het pensioen dat de dga nog in eigen beheer houdt (zie paragraaf 2.2.7). Daarnaast geldt deze optie ook voor lijfrentes in de derde pijler;
- er komen ruimere mogelijkheden voor zelfstandigen om de pensioenopbouw vrijwillig voort te zetten of om zich aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds. Daarnaast wordt een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering ingevoerd (zie paragraaf 2.3).