U bent hier

Onderneming & Personeel
Pensioen en AOW8. Aanvullend individueel pensioen8.2 Extra pensioenopbouw in de derde pijler.

8.2 Extra pensioenopbouw in de derde pijler.

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: september 2021

in privé

Ook in de derde pijler kan een werknemer extra pensioen opbouwen. Dat doet de werknemer dan in privé, een werkgever is daar niet bij betrokken. Fiscaal valt de derde pijler in de inkomstenbelasting. Dit is een verschil met het pensioen via de werkgever dat in de loonbelasting is opgenomen. Formeel is er in de derde pijler dus geen sprake van pensioen. In de derde pijler kan een werknemer van de volgende regelingen gebruikmaken: lijfrentes, banksparen, kapitaalverzekeringen, spaargelden en beleggingen.

8.2.1 Lijfrente

periodieke uitkering

Een lijfrente is deels vergelijkbaar met een pensioen. Een lijfrente is immers ook een periodieke uitkering. En net als bij pensioen is de omkeerregel van toepassing: de lijfrentepremie is aftrekbaar en de lijfrente-uitkering is belast. Een lijfrente is een individuele voorziening gebaseerd op een eigen overeenkomst met een toegelaten aanbieder.

Soorten lijfrentes

minimaal ­
vijf jaar

Er zijn verschillende soorten lijfrentes. De relevante lijfrentes zijn:

  • oudedagslijfrente: de uitkering mag op elk gewenst moment ingaan, maar niet later dan vijf jaar na de AOW-leeftijd;
  • tijdelijke oudedagslijfrente: de uitkering gaat niet eerder in dan de AOW-leeftijd, duurt minimaal vijf jaar en bedraagt maximaal € 22.089 (2020) per jaar;
  • overbruggingslijfrente: de uitkering eindigt op 65-jarige leeftijd, de AOW-leeftijd of de pensioenleeftijd en is maximaal € 63.228 (2020) per jaar. Deze lijfrente is alleen toegestaan voor lijfrentetegoed dat is opgebouwd vóór 2006!;
  • nabestaandenlijfrente: de uitkering gaat direct in na overlijden en eindigt bij overlijden van de nabestaande.

8.2.2 Jaarruimte

aftrekbare premie

De premie voor een lijfrenteverzekering is onder voorwaarden aftrekbaar voor de inkomstenbelasting (box 1). De maximaal aftrekbare premie betreft de jaarruimte. Er is alleen ruimte voor premieaftrek als er sprake is van een pensioentekort. En net als bij pensioen geldt er voor 2020 een maximum. Een belastingplichtige moet met het volgende rekening houden. Het maximuminkomen (onder andere belastbaar loon en winst uit onderneming) is € 110.111. Daarop komt in mindering een AOW-franchise van € 12.472. De maximale premiegrondslag is dus € 97.639.

Mindering

formule

De maximale lijfrentepremie is dan 13,3% over deze premiegrondslag. De jaarruimte bedraagt dus maximaal € 12.986. Maar hierop komt nog in mindering:

  • de pensioenopbouw in de tweede pijler (de factor A);
  • de toename van de oudedagsreserve (geldt alleen voor zelfstandig ondernemers, zie hoofdstuk 9);
  • het bedrag van de spaarloonrekening/premiespaarregeling dat is omgezet in vrijwillige pensioenpremies.

De formule ziet er dan als volgt uit: (0,133 x premiegrondslag) – (6,27 x A) – F – S. Op de website van Belastingdienst staat een hulpmiddel voor deze berekening.

Aandachtspunten

auto van de zaak

Is de pensioenregeling fiscaal maximaal? Dan resteert er geen/nauwelijks ruimte voor lijfrentepremies. Daarnaast leidt de bijtelling auto van de zaak tot een hoger inkomen voor de inkomstenbelasting. Deze bijtelling mag dus wel betrokken worden in de berekening van de lijfrentepremie. Voor de opbouw van pensioen mag een werkgever met deze bijtelling geen rekening houden.

8.2.3 Reserveringsruimte

verleden

Net als bij pensioen kan een werknemer ook met een lijfrente over het verleden extra pensioen inkopen. Dat is de reserveringsruimte. Daarmee kan de werknemer de onbenutte premieaftrek over de afgelopen zeven jaren alsnog gebruiken. Die maximale aftrek is € 7.371 of als de periode tot de AOW-leeftijd korter is dan tien jaar € 14.552.

8.2.4 Praktische aspecten

banksparen

Een werknemer kan de lijfrente laten uitvoeren door een verzekeraar (lijfrenteverzekering) of een bank/beleggings­instelling (banksparen). Voor banksparen gelden afwijkende voorwaarden, zoals de duur van de uitkering en de begunstiging bij overlijden. Net als bij een beschikbarepremieregeling bouwt de werknemer een kapitaal op dat hij op de ingangsdatum omzet in een lijfrente-uitkering. Het kapitaal kan tijdens de uitkeringsfase (deels) belegd blijven.

Afkoop

uitzondering

Net als bij pensioen is het uitgangspunt dat een werknemer de lijfrente niet mag afkopen. De werknemer krijgt een boete van 20% van dat lijfrentekapitaal als hij het kapitaal ineens opneemt. Een uitzondering geldt voor een lijfrentekapitaal dat kleiner dan € 4.475. De werknemer mag dat bedrag zonder revisierente ineens opnemen. De regels met betrekking tot lijfrentes zijn in de loop der jaren regelmatig gewijzigd. Voor oude lijfrentepolissen kunnen afwijkende regels gelden. Hierop wordt niet verder ingegaan.