3.4 Competenties en kwaliteiten
vitaal leiderschap
stimuleren
in beweging
Een leidinggevende die wil inzetten op vitaal leiderschap, moet zich bewust zijn van de manier waarop lichaam en perceptie doorsijpelen in de boodschap die hij afgeeft. Daarnaast moet hij bekwaam zijn in het:
- gezond gedrag stimuleren;
- ongezond gedrag signaleren;
- op passende wijze interveniëren, waarbij hij coachvaardigheden toepast;
- op coachende wijze werknemers – zowel fysiek als mentaal – in beweging laten komen;
- werken aan behoud en verbetering van de inzetbaarheid;
- balans zoeken tussen hulp aanbieden, motiveren en interveniëren.
Een bekende valkuil is de reparatiereflex: het (te) graag willen helpen en oplossen. Om bewustzijn en bewustwording te creëren, moet een leidinggevende werknemers aan het denken zetten en zelf met oplossingen laten komen. Gedragsverandering kost tijd!
eigen verantwoordelijkheid
behoeften en intentie
Een leidinggevende kan de passieve houding van een werknemer doorbreken door vertrouwen en ruimte te geven voor eigen inbreng. Leren van en met elkaar is niet voor niets inspirerend, leerzaam, uitdagend en motiverend. Hij kan aansturen op eigen verantwoordelijkheid. Vanuit die fundering samenwerken aan gezondheid, vitaliteit en leefstijl. Een leidinggevende kan zijn kwaliteiten inzetten voor:
- kennisoverdracht van leefstijlgebieden (zie ook hoofdstuk 1) en gezondheidsrisico’s;
- het begrijpen en verbinden van werknemers;
- aandacht voor fysiek, mentaal en emotioneel (werkgerelateerd) welbevinden;
- loopbaanwensen;
- kernkwaliteiten;
- behoeften en intentie;
- effect en rendement bewerkstellingen;
- veranderingsprocessen managen;
- sturen op zelfontwikkeling.