U bent hier

9.2 Instanties

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier OR Rendement
Publicatiedatum: december 2023

Ondernemingskamer

Artikel 26 WOR geeft uw OR het recht om in beroep te gaan over de adviesplichtige onderwerpen die zijn opgenomen in artikel 25 WOR. U kunt dus niet in beroep tegen een adviesplichtig besluit over de benoeming of het ontslag van een bestuurder (artikel 30 WOR). Voor een beroepsprocedure gaat u naar de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Of u kunt de zaak ter bemiddeling voorleggen aan de bedrijfscommissie van de Sociaal-Economische Raad (SER). De bedrijfscommissie bemiddelt (kostenloos) tussen de betrokken partijen en geeft vrijblijvend advies.

Vaste commissies kunnen niet zelfstandig geschillen aan een rechter voorleggen. Wel kan de OR of PVT een conflict daarvoor ‘overnemen’ van de betreffende commissie.

9.2.1 De Ondernemingskamer

verzoekschrift

De bestuurder moet minimaal één maand wachten met de uitvoering van een besluit dat afwijkt van het OR-advies. Deze opschortingsplicht geeft de OR de gelegenheid om een verzoekschrift in te dienen bij de Ondernemingskamer. Deze termijn begint te lopen nadat de raad kennis heeft genomen van het defintieve besluit van de bestuurder of als er nieuwe feiten of omstandigheden bekend zijn geworden.

Verzoeken

redelijkheid

U kunt de Ondernemingskamer vragen om:

  • de bestuurder zijn besluit (al dan niet gedeeltelijk) in te laten trekken. Hierbij kunt u om een voorlopige voorziening vragen. Dat is een tijdelijke regeling totdat de Ondernemingskamer een definitieve uitspraak doet;
  • de bestuurder te verbieden het besluit uit te voeren. Ook hierbij kunt u om een voorlopige voorziening vragen;
  • een verklaring dat de bestuurder nooit in alle redelijkheid tot zijn besluit had mogen komen. U vraagt de rechter dan in feite om uit te spreken dat het besluit van de bestuurder niet past bij goed ondernemerschap.

Onredelijk

overtuigen

De Ondernemingskamer beoordeelt of het besluit van de bestuurder ‘onredelijk’ is. U moet de rechter daarvan dus overtuigen. Alleen als de bestuurder zich niet aan de regels van de wet houdt of als hij bij zijn besluit onvoldoende rekening houdt met het uitgebrachte advies, kan de OR in het gelijk worden gesteld. Als er geen nieuwe feiten zijn en de bestuurder heeft geen informatie achtergehouden, mag u alleen bezwaren aanvoeren die u ook al tijdens de adviesprocedure heeft genoemd.

Ook de bestuurder kan een beroepsprocedure starten, bijvoorbeeld als hij vindt dat de OR in zijn advies onredelijke voorwaarden stelt.

Nieuwe openingen

procedure

vonnis

Het is niet bekend hoeveel meningsverschillen worden opgelost omdat de OR de bestuurder aan de opschortingstermijn houdt. Wel is er vaak een veranderde opstelling van de bestuurder zichtbaar als de OR vasthoudt aan dit recht of als de OR de bestuurder vertelt dat hij van plan is om een procedure bij de Ondernemingskamer te starten. Dan blijken er ‘opeens’ nieuwe openingen voor overleg. Meer dan de helft van het aantal zaken dat aan de Ondernemingskamer wordt voorgelegd, leidt niet tot een vonnis. Dit betekent dat de partijen tijdens de procedure er alsnog met elkaar uitkomen.

Uitspraken van de Ondernemingskamer halen nogal eens de vakbladen of zelfs de landelijke media. De vuile was gaat naar buiten en dat is meestal ongunstig voor een organisatie. Maar laat uw positie hierdoor niet verzwakken.

9.2.2 Kantonrechter

zwak
 adviesrecht

De Ondernemingskamer behandelt alleen zaken waarbij het adviesrecht een rol speelt. Andere conflicten, bijvoorbeeld over het instemmingsrecht, kan de OR voorleggen aan de kantonrechter. Voor de PVT is de kantonrechter sowieso de enige plek om een beroepsprocedure te starten. De PVT heeft tenslotte een zwak adviesrecht en kan dus geen procedure starten als de werkgever haar advies niet volgt. In de regel is het de voorzitter die de OR of PVT in gerechtelijke procedures vertegenwoordigt. Als de vaste voorzitter is verhinderd, wordt hij vervangen door een ander lid.

Regels

dwangsom

Hoewel de kantonrechter een voorgelegd meningsverschil ook inhoudelijk kan beoordelen, kijkt hij allereerst of de wettelijke regels naar behoren zijn toegepast. Heeft de bestuurder deze regels overtreden? Dan kan de rechter de bestuurder verbieden zijn plannen uit te voeren en een dwangsom opleggen als hij zijn zin desondanks toch doorvoert.

9.2.3 De bedrijfscommissie

bemiddelingsverzoek

Een juridische procedure is, met name bij onenigheid over het adviesrecht, soms onvermijdelijk. In andere gevallen doet de OR of PVT er goed aan om bij een geschil niet meteen naar de rechter te stappen, maar eerst voor te leggen aan de bedrijfscommissie. De bedrijfscommissie is er om de bestuurder en de medezeggenschap weer op één lijn te brengen, zodat de kantonrechter er niet aan te pas hoeft te komen. Eén of beide partijen dienen schriftelijk een bemiddelingsverzoek in bij de commissie. Zo nodig wordt de andere partij in staat gesteld schriftelijk te reageren. Daarna kan er nog een hoorzitting volgen om te proberen de geschillen op te lossen. Uiteindelijk komt de commissie met een verslag van bevindingen met eventueel een advies voor het vervolg.

Motivatie

vertrouwen

Als u de bedrijfscommissie inschakelt, moet u daarbij goed nadenken over de omschrijving van het conflict. Maak duidelijk waarom bemiddeling nodig is. Het doel is vaak niet alleen om samen tot een ‘beter’ besluit te komen, maar juist om dit proces te gebruiken om het vertrouwen in elkaar te herstellen. Veel conflicten ontstaan door slechte onderlinge communicatie. Een bemiddelingspoging die leidt tot nieuwe afspraken over de communicatie is dan al snel geslaagd.