2.1 Zinsdelen
cruciale bouwsteen
Het is goed om in uw werk de volgende regel te onthouden: een correcte zin is een volledige zin. En een zin is niet volledig zonder persoonsvorm. De persoonsvorm is altijd (een vervoeging van) een werkwoord. Het laat zien of het gaat om enkelvoud of meervoud, en of het onderwerp van de zin in de eerste, tweede of derde persoon staat. Ook laat de persoonsvorm zien in welke werkwoordstijd de zin staat. De persoonsvorm is een cruciale bouwsteen in de zin. Kijk naar de verschillen:
- Zij begon de dag met het doornemen van de digitale agenda.
- Zij zullen de dag beginnen met het doornemen van de digitale agenda.
Samen met de eventuele andere werkwoorden in de zin vormt de persoonsvorm het ‘gezegde’.
2.1.1 Onderwerp
drie manieren
Naast een persoonsvorm heeft iedere zin een onderwerp. U kunt gemakkelijk achterhalen wat het onderwerp is. Hiervoor zijn drie manieren die duidelijk worden aan de hand van de volgende voorbeeldzin: De officemanager postte elke dag een bericht op Facebook.
- Vraag ‘wie/wat plus persoonsvorm’. De persoonsvorm is postte, dus: wie postte?
- Maakt u er een vragende zin van, dan komt het onderwerp direct na de persoonsvorm. ‘Postte de officemanager elke dag een bericht op Facebook?’
- Verander de persoonsvorm in meervoud (of juist in enkelvoud), en dan verandert het onderwerp automatisch mee. ‘De officemanagers postten elke dag een bericht op Facebook.’
2.1.2 Lijdend voorwerp
ondergaat
Het lijdend voorwerp is de passieve component van de zin; dit ondergaat de handeling. U kunt het lijdend voorwerp op de volgende manieren vinden:
- Vraag ‘wie/wat plus gezegde plus onderwerp’. Bijvoorbeeld: wat postte de officemanager?
- Vraag ‘wie/wat worden plus gezegde’. Bijvoorbeeld: wat wordt gepost (door de officemanager)?
En een extra tip: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
2.1.3 Meewerkend voorwerp
indirect
Dan is er nog het meewerkend voorwerp. Dat is een indirect object; het is degene die iets ontvangt of verneemt, of van wie iets wordt afgenomen. Het is meestal een persoon of een dier. U kunt het meewerkend voorwerp op de volgende manieren vinden:
- Vraag (aan/voor) wie/wat plus gezegde plus onderwerp plus lijdend voorwerp.
- Zet gewoon aan/voor ervoor.
- Kijk of u aan/voor kunt weglaten als het er al staat. Dat geldt ook als u ‘voor’ kunt vervangen door ‘ten behoeve van’: ‘De officemanager gebruikt een online tool voor de vakantieplanning.’