7.3 Speciale waarderingsregels
in twee situaties
loon minstens 30% lager
U moet in twee situaties de factuurwaarde of waarde in het economisch verkeer van aan het kind verstrekte inwoning, maaltijden en kleding tot zijn loon rekenen:
- Als u bij de vaststelling van het loon rekening heeft gehouden met de gratis verstrekking van genoemde zaken.
- Als u bij de vaststelling van het loon geen rekening heeft gehouden met genoemde verstrekkingen en u met het kind een loon heeft afgesproken dat minstens 30% lager is dan het voor zijn werkzaamheden gebruikelijke loon.
normbedragen
U mag in beide situaties voor de inwoning en maaltijden ook de normbedragen van € 5,70 per dag van inwoning per kind en € 3,35 per maaltijd aanhouden.
Gebruikelijk
rekenvoorbeeld
gebruikelijke loon
Komt u bij toepassing van de normbedragen voor de betreffende verstrekkingen uit op een loon dat minstens 30% lager is dan het loon dat voor het werk van het meewerkende kind gebruikelijk is? Dan moet u zijn loon op 70% van dat gebruikelijke loon stellen. Hierna volgt een rekenvoorbeeld om dit inzichtelijk te maken.
Stel dat u het maandloon van het meewerkende kind vaststelt op € 1.200 en hem daarnaast 20 maaltijden met een factuurwaarde van € 12 verstrekt. Een andere werknemer krijgt voor hetzelfde werk een maandloon van €1.850.
Als u voor de verstrekte maaltijden uitgaat van het normbedrag, betekent dit dat u voor het meewerkend kind op een totaalloon uitkomt van (20 × € 3,35 + € 1.200 =) € 1.267. Omdat dit meer dan 30% lager is dan het voor de werkzaamheden van het meewerkende kind gebruikelijke loon, moet u zijn loon stellen op (70% van € 1.850 =) € 1.295.