U bent hier

4.4 Bijzondere uitkeringen

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: oktober 2015

Buiten de uitkeringen (en verstrekkingen) uit de vorige paragraaf die op basis van aanspraken plaatsvinden, kunnen andere uitkeringen aan werknemers in bepaalde situaties ook zijn vrijgesteld.

Diensttijd

eenmalige uitkering

Als werknemers een bepaalde diensttijd hebben bereikt, kunt u hun hiervoor een eenmalige uitkering (of verstrekking) geven. Voor zowel het bereiken van een diensttijd van 25 jaar als een diensttijd van 40 jaar is die uitkering (of verstrekking) aan werknemers vrijgesteld voor maximaal een maandloon.

U hoeft de uitkering (of verstrekking) niet per se direct na het bereiken van de betreffende diensttijd te geven. De vrijstelling geldt ook als u dat pas later doet, zolang altijd maar minstens de betreffende diensttijd is behaald.

Bij een diensttijd van 40 jaar kunt u een uitkering van twee maandlonen onbelast laten als de werknemer voor zijn 25-jarige diensttijd nog niets onbelast heeft ontvangen.

tijdelijke uitkering

De Belastingdienst hanteert het al dan niet bereikt hebben van de betreffende diensttijd erg strikt. Let dus bijvoorbeeld extra op met periodes van een tijdelijke uitkering die voorkomen in sectoren waar niet het hele jaar door werk is voor de werknemers, zoals in de bouw speelt. Alleen als de werknemer die periode niet ergens anders werkt, telt deze tijdelijke werkloosheid ook mee voor de totale diensttijd van de werknemer.

Fonds

Werknemers kunnen soms vrijgestelde uitkeringen (of verstrekkingen) ontvangen uit fondsen die aan de dienstbetrekking zijn verbonden. Een voorbeeld van zo’n fonds is een sociaal ondersteuningsfonds voor werknemers met financiële problemen.

Voor deze vrijstelling geldt het volgende:

  • Het fonds moet ten minste vijf jaar bestaan.
  • De werknemers mogen geen vrijgestelde aanspraak op de uitkeringen (of verstrekkingen) uit het fonds hebben.
  • De werknemers die aan het fonds bijdragen, moeten de laatste vijf jaar in totaal ten minste net zoveel hebben bijgedragen als de werkgever. Als het fonds korter dan vijf jaar bestaat, bekijkt u dit over de bestaansperiode tot aan de uitkering (of verstrekking).
  • Het mag niet gaan om uitkeringen (en verstrekkingen) voor adoptie, bevalling, invaliditeit, overlijden of ziekte.

U moet de werknemersbijdragen voor een fonds dat aan de dienstbetrekking is verbonden, inhouden op hun nettoloon. Deze bijdragen vormen dus geen aftrekpost voor de loonheffingen.

tijdspaarfonds

Een speciale vorm van een fonds dat verbonden is aan de dienstbetrekking is een tijdspaarfonds. Via zo’n fonds spaart de werknemer voor loon over een dag dat hij niet werkt.

berekening loonheffingen

Aan een tijdspaarfonds draagt zowel de werknemer als de werkgever bij. Bij elke salarisbetaling stort u de waarde in geld van het door de werknemer opgebouwde verlof in het fonds, onder berekening van de hierover verschuldigde loonheffingen. Zaken die in een tijdspaarfonds kunnen worden gestort, zijn bijvoorbeeld de vakantiebijslag, de waarde van bovenwettelijke vakantiedagen, de waarde van kortverzuimdagen en de waarde van vrij opneembare roosterdagen. De werknemer kan ook de waarde van overuren in het fonds storten, waarbij u ook loonheffingen moet berekenen.

Op een dag dat de werknemer niet werkt, ontvangt hij loon uit het tijdspaarfonds. Over dit loon hoeven dan geen loonheffingen te worden berekend, aangezien dat bij inleg in het fonds al is gebeurd.

De bepaling van het loon over een maand

fiscale loon

bedragen optellen

Voor de in dit hoofdstuk behandelde vrijstellingen moet u uitgaan van het loon over een maand. Om tot dat maandloon te komen, gaat u uit van het fiscale loon over een maand (kolom 14 van de loonstaat). Hierbij laat u niet-vaste en niet-gegarandeerde bijzondere beloningen – zoals tantièmes – buiten beschouwing. Ook belaste aanspraken laat u buiten beschouwing. Bij het fiscale maandloon telt u deze bedragen op:

  • de werknemersbijdrage voor aanspraken die overeenkomen met aanspraken op WAO/WIA-, WAZO-, WW- en ZW-uitkeringen;
  • de werknemersbijdrage voor aanspraken op uitkeringen bij invaliditeit of overlijden door een ongeval;
  • het werknemersdeel van de pensioenpremie;
  • de bedragen die in plaats van de hiervoor genoemde premies en bijdragen worden ingehouden;
  • de werknemersbijdrage in de levensloopregeling;
  • 1/12 van het jaarbedrag aan vaste gegarandeerde beloningen, zoals een dertiende maand;
  • 1/12 van de vakantiebijslag.