2.5 Waardering, vrijstellingen en tarieven
tariefgroep
De Belastingdienst heft erfbelasting van de verkrijger. Hoeveel erfbelasting hij uiteindelijk betaalt, hangt af van de tariefgroep waarin hij valt maar ook of een vrijstelling van toepassing is. Eerst moet natuurlijk de fiscale waarde van de verkrijging worden bepaald.
2.5.1 Waarderingsregels
prijs
Een verkrijging wordt in aanmerking genomen naar de waarde in het economisch verkeer op het moment van de verkrijging. Die waarde in het economisch verkeer is de prijs die de meestbiedende gegadigde betaalt bij verkoop op de voor het desbetreffende goed meest geschikte wijze, na de beste voorbereiding. Dit is de optimale verkoopprijs. Naast deze algemene regel geeft de wet ook specifieke regels voor de waardering van een aantal verkrijgingen.
Latente inkomstenbelasting
aandelen
In paragraaf 1.1 kon u bijvoorbeeld al lezen dat op de verkrijging de inkomstenbelasting in mindering wordt gebracht die de verkrijger verschuldigd kan worden voor:
- de ouderdagsreserve: 30% vermindering;
- de overige fiscale en stille reserves: 20% vermindering
- stamrechten: 30% vermindering;
- aanmerkelijkbelangaandelen: 6,25% vermindering;
onzeker
Op rendement.nl/fiscaaldossier treft u een overzicht aan van deze en alle andere waarderingsregels.
Periodieke uitkeringen
Voor periodieke uitkeringen geldt dat zij tot een onzeker jaarlijks bedrag moeten worden gelijkgesteld met een periodieke uitkering tot het geschatte gemiddelde jaarlijkse bedrag.
Omschrijving | Waardering |
---|---|
periodieke uitkering afhankelijk van één leven | jaarlijks bedrag x factor in tabel I |
periodieke uitkering afhankelijk van meer levens en eindigend bij overlijden van de: |
jaarlijks bedrag x factor in tabel I bij jongste persoon minus 5 jaar; jaarlijks bedrag x factor in tabel I bij oudste persoon plus 5 jaar. |
periodieke uitkering eindigend na een bepaalde tijd én: |
jaarlijks bedrag x aantal uitkeringsjaren x factor in tabel II1; bedrag waarvoor de uitkering kan worden aangekocht; jaarlijks bedrag x aantal uitkeringsjaren x factor in tabel II2. |
periodieke uitkering voor onbepaalde tijd en niet afhankelijk van een leven | 17 x jaarlijkse uitkering |
overige periodieke uitkeringen | bedrag waarvoor de uitkering kan worden aangekocht |
1) Waarde niet hoger dan periodieke uitkering afhankelijk van één leven en niet eindigend na een bepaalde tijd. 2) Waarde niet hoger dan 17 x jaarlijks bedrag van de uitkering. |
Tabel I |
||
factor | leeftijdgerechtigde | |
16, | wanneer degene gedurende wiens leven de uitkering moet plaatshebben | jonger dan 20 jaar is |
15, | 20 t/m 29 jaar is | 14, |
30 t/m 39 jaar is | 13, | 40 t/m 49 jaar is |
12, | 50 t/m 54 jaar is | 11, |
55 t/m 59 jaar is | 10, | 60 t/m 64 jaar is |
8, | 65 t/m 69 jaar is | 7, |
70 t/m 74 jaar is | 5, | 75 t/m 79 jaar is |
4, | 80 t/m 84 jaar is | 3, |
85 t/m 89 jaar is | 2, | 90 jaar en ouder is |
Tabel II |
||||
als de uitkering afhankelijk is van het leven van één persoon | als de uitkering niet van het leven afhankelijk is | |||
jonger dan 40 jaar | 40 jaar of ouder maar jonger dan 60 jaar | 60 jaar of ouder | 1e vijftal jaren | |
0,84 | 0,83 | 0,75 | 0,85 | 2e vijftal jaren |
0,62 | 0,60 | 0,40 | 0,64 | 3e vijftal jaren |
0,46 | 0,42 | 0,15 | 0,48 | 4e vijftal jaren |
0,34 | 0,28 | 0,04 | 0,36 | 5e vijftal jaren |
0,25 | 0,18 | 0,02 | 0,28 | de volgende jaren |
0,12 | 0,06 | – | 0,15 |
Waarde van een onderneming
liquidatie
woning
De waarde van een onderneming wordt bepaald alsof de onderneming wordt voortgezet (waarde going concern) maar ten minste op de liquidatiewaarde. Deze waardering geldt ook voor de waardering van aanmerkelijkbelangaandelen.
Waardering onroerende zaken
Onroerende zaken die in gebruik zijn als woning, worden in principe in aanmerking genomen naar de WOZ-waarde voor het kalenderjaar waarin de verkrijging plaatsvindt.
Duurzaam verpachte woning
WOZ-waarde
De waarde van een duurzaam verpachte woning, wordt gesteld op de WOZ-waarde (zie ook hoofdstuk 6) vermenigvuldigd met een leegwaarderatio.
Leegwaarderatio |
||
---|---|---|
Bij een jaarlijkse huur of pacht als percentage van de WOZ-waarde | ||
van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de leegwaarderatio |
0% | 1% | 45% |
1% | 2% | 51% |
2% | 3% | 56% |
3% | 4% | 62% |
4% | 5% | 67% |
5% | 6% | 73% |
6% | 7% | 78% |
7% | - | 85% |
2.5.2 Vrijstellingen erfbelasting
ANBI
Voor de erfbelasting gelden verschillende vrijstellingen. De hoogte van de vrijstelling is afhankelijk van de verkrijger van de erfenis. Dit zijn de vrijstellingsbedragen in 2019:
- partners: € 650.913;
- kinderen en kleinkinderen: € 20.616;
- zieke en gehandicapte kinderen: € 61.106;
- ouders: € 48.242 (ook als beide ouders erven);
- overige verkrijgers: € 2.147;
- ANBI’s en SBBI’s: volledige bedrag.
Volledige vrijstelling
overheid
Sommige verkrijgers hebben, onder voorwaarden, een volledige vrijstelling van erfbelasting. Dit zijn:
- bepaalde overheidslichamen;
- een algemeen nut beogende instelling (ANBI);
- een sociaal belang behartigende instelling (SBBI);
- een steunstichting SBBI.
Gebruik het programma ‘ANBI opzoeken’ op de website van de Belastingdienst om te checken of een bepaalde instelling aangewezen is als ANBI.
Pensioenimputatie
vrijstelling
Op de vrijstelling van partners wordt de waarde van verkregen pensioen- en lijfrenteaanspraken voor de helft in mindering gebracht (de zogenoemde pensioenimputatie). Na deze vermindering blijft altijd een minimumvrijstelling bestaan. Deze minimumvrijstelling bedraagt in 2019 € 168.155.
2.5.3 Tarieven erfbelasting
De Successiewet kent één en hetzelfde tarief voor de erfbelasting en de schenkbelasting.
gedeelte van de belaste verkrijging in € | ||||
tussen | en | partners en kinderen | kleinkinderen | in overige gevallen |
0 | 124.727 | 10% | 18% | 30% |
124.727 | en hoger | 20% | 36% | 40% |