U bent hier

Onderneming & Fiscus
Fiscaal strafrecht6. Fiscale misdrijven6.3 Opzetgradaties

6.3 Opzetgradaties

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: december 2018

Opzet is er in verschillende gradaties. Hierna komen aan bod het oogmerk (zie paragraaf 6.3.1) en voorwaardelijke opzet (zie paragraaf 6.3.2). Daarnaast komt het onderscheid tussen opzet en schuld aan bod (zie paragraaf 6.3.3).

6.3.1 Oogmerk en noodzakelijkheidsbewustzijn

doelgericht

De eerste gradatie is het hebben van opzet als ‘oogmerk’. Hiervan is sprake als een dader doelgericht een bepaald gevolg nastreeft.

zeker weten

Een mindere vorm van opzet is opzet als noodzakelijkheids- of zekerheidsbewustzijn. Hierbij weet de dader zeker dat zich bepaalde omstandigheden voordoen of dat het eigen handelen een bepaald gevolg zal hebben, hoewel dat voor de dader geen doel op zich is.

6.3.2 Voorwaardelijke opzet

roekeloos ­handelen

De ondergrens van opzet is de zogenoemde ‘voorwaardelijke opzet’. Er is sprake van voorwaardelijke opzet als iemand roekeloos handelt en de mogelijke gevolgen van dien voor lief neemt.

Zodra u willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een fiscale aangifte niet juist is, is sprake van voorwaardelijke opzet. Met het aanvaarden van die kans voldoet u aan het voor opzet noodzakelijke wilsaspect.

6.3.3 Onderscheid opzet en schuld

bewust ­aanvaarden

Uit de enkele omstandigheid dat een verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans, volgt nog niet dat de verdachte de kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard. Er kan immers ook sprake zijn van schuld die weliswaar tegen de voorwaardelijke opzet aanschurkt, maar geen opzet is.

Voorwaardelijke opzet

onvoorzichtig

Een verdachte die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar denkt dat het gevolg niet zal intreden, handelt met grove onachtzaamheid, maar niet met voorwaardelijke opzet. Als de dader enkel onvoorzichtig is geweest en ten prooi is gevallen aan zelfoverschatting of aan bagatellisering van het onderkende gevaar, is sprake van bewuste schuld. In geval van voorwaardelijke opzet neemt de dader de omstandigheid of gebeurtenis, waarop volgens de delictsomschrijving de opzet moet zijn gericht, op de koop toe.

Is er sprake van bewuste schuld, dan heeft de dader nog gehoopt op de goede afloop en heeft hij die omstandigheid of gebeurtenis niet op de koop toe genomen. Is ‘slechts’ sprake van schuld, dan is er geen fiscaal misdrijf gepleegd, mogelijk wel een overtreding.

Voorwaardelijke opzet of bewuste schuld?

jurisprudentie

Veel daders erkennen niet graag dat zij met (voorwaardelijke) opzet handelden. Ze willen namelijk graag een bewezenverklaring en strafoplegging ontlopen. Om niet volledig afhankelijk te hoeven zijn van de ontboezemingen van verdachten, zijn in de jurisprudentie aanwijzingen gegeven over het onderscheiden tussen voorwaardelijke opzet en bewuste schuld.

Hoge Raad

mogelijke ­gevolgen

De Hoge Raad stelt voorop dat de aard van de gedragingen en de omstandigheden van belang zijn. Bepaalde gedragingen zijn zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat de dader de mogelijke gevolgen heeft aanvaard. Dit bewuste aanvaarden kan ook zien op roekeloosheid of onverschilligheid. Het laten invullen van een fiscale aangifte door iemand die geen verstand van zaken heeft of niet beschikt over de volledige onderliggende administratie, leidt al snel tot de vaststelling van voorwaardelijke opzet.

Niet automatisch

aanmerkelijke kans

Het is echter niet zo dat zodra een bepaald gevolg is ingetreden, er ook automatisch de aanmerkelijke kans bestond dat dit zou intreden. Zo is in het voorbeeld uit het kader waarin een belastingplichtige een derde een aangifte laat indienen, er geen sprake van voorwaardelijke opzet als de derde een goed geïnformeerd en gespecialiseerd kantoor is.

Overigens kan een beroep op deze omstandigheid wel dienen als een verweer dat geen sprake was van opzet of als een beroep ‘op afwezigheid van alle schuld’ (AVAS). Over dit laatste meer in paragraaf 6.4.2.