8.1 Verlof voor en na bevalling
Vrouwen in loondienst hebben recht op totaal zestien weken betaald zwangerschaps- en bevallingsverlof. Recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de uitgerekende bevallingsdatum tot en met de dag van de bevalling. Het zwangerschapsverlof moet in ieder geval uiterlijk vier weken vóór de uitgerekende datum ingaan.
Het bevallingsverlof start op de dag na de bevalling. De werkneemster kan ervoor kiezen om het resterende verlof aaneengesloten op te nemen, maar het is ook mogelijk om een deel van het bevallingsverlof gespreid op te nemen. Dat kan vanaf zes weken na de bevalling. De werkneemster mag het resterende verlof dan gedurende een periode van maximaal dertig weken opnemen.
Wet arbeid en zorg (WAZO)
Tijdens het zwangerschapsverlof mag de werkneemster maximaal twee weken langer doorwerken, om zo na haar bevalling langer verlof te hebben. De dagen die zij langer doorwerkt dan zes weken voor de bevallingsdatum mag ze optellen bij haar bevallingsverlof. Kortom: het zwangerschapsverlof bedraagt vier tot zes weken en afhankelijk hiervan bedraagt het bevallingsverlof in principe tien tot twaalf weken. Dit zijn de wettelijke regels uit de Wet arbeid en zorg (WAZO). Het kan zijn dat uw cao aanvullende of afwijkende afspraken over extra (betaald of onbetaald) verlof bevat.
8.1.1 Arbeidsverbod
Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof geldt een arbeidsverbod. Ook als de werkneemster dit zelf zou willen, mag ze niet langer doorwerken dan vier weken (of acht weken bij een meerling, zie hieronder) voor de uitgerekende bevallingsdatum. Het arbeidsverbod geldt tot 42 dagen (zes weken) na de bevalling.
Als de werkneemster in verwachting is van een meerling, heeft ze recht op twee tot vier weken langer zwangerschapsverlof. Ze kan dan dus tien tot acht weken vóór de uitgerekende datum stoppen met werken.
8.1.2 Tijdelijk contract
niet verlengen
Een zwangerschap mag nooit de reden zijn voor het niet verlengen van een tijdelijk contract. Als uw werkgever het arbeidscontract met de werkneemster zou verlengen als ze niet zwanger was geweest en dat ook al heeft aangegeven, mag hij daar niet opeens van afzien alleen omdat ze zwanger is. Een tijdelijk dienstverband van een zwangere werkneemster mag alleen beëindigd worden als ze bijvoorbeeld niet naar behoren functioneert of haar functie vervalt. De zwangerschap zelf mag echter nooit de reden zijn.
8.1.3 Te vroeg of te laat
verschuiven
Slechts 4% van alle baby’s komt op de uitgerekende bevallingsdag ter wereld. Als de baby te vroeg geboren wordt, verschuiven de weken van vóór de bevalling naar ná de bevalling. Als de baby echt veel te vroeg geboren wordt en het zwangerschapsverlof nog helemaal niet was ingegaan, heeft de werkneemster recht op zestien weken verlof gerekend vanaf de dag van de geboorte.
Te laat
Wordt de baby te laat geboren, dan heeft de werkneemster nog steeds recht op tien weken verlof na de geboorte. De dagen tussen de uitgerekende datum en de daadwerkelijke geboorte worden dan opgeteld bij de termijn van zestien weken. Het verlof duurt dan dus langer dan zestien weken.
Extra verlof bij ziekenhuisopname van baby
voorwaarden
verklaring
Soms treden er tijdens of na de bevalling complicaties op waardoor het kind in het ziekenhuis moet worden opgenomen. Als de baby langer dan zeven dagen in het ziekenhuis ligt, kan de werkneemster recht hebben op maximaal tien weken extra bevallingsverlof. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
- Recht op extra verlof ontstaat pas na de eerste week van ziekenhuisopname van het kind. Als de baby bijvoorbeeld twee weken in het ziekenhuis moet blijven, duurt het bevallingsverlof één week langer.
- De werkneemster moet een verklaring aanvragen bij het ziekenhuis waarin staat dat het kind in het ziekenhuis is opgenomen. Als de baby in meerdere ziekenhuizen heeft gelegen, moet er van ieder ziekenhuis een verklaring naar UWV worden gestuurd.
- De werkneemster moet het extra verlof uiterlijk in de laatste twee weken van haar eigenlijke bevallingsverlof bij UWV aanvragen.
8.1.4 Overlijden
overnemen
De WAZO heeft ook een regeling voor de situatie waarin de moeder komt te overlijden. Als de moeder overlijdt tijdens het bevallingsverlof, kan haar partner het resterende verlof overnemen. De partner moet het verlof bij de eigen werkgever aanvragen.
8.1.5 Miskraam of abortus
ziektewet‑ uitkering
Een miskraam of abortus kan voor een werkneemster een zeer ingrijpende gebeurtenis zijn, zowel op fysiek als emotioneel vlak. Mogelijk kan een werkneemster als gevolg van een miskraam of abortus tijdelijk niet werken. Als de werkneemster zich ziek meldt na een miskraam of abortus tijdens de eerste 24 weken van de zwangerschap, heeft ze recht op een ziektewetuitkering.
Als de werkneemster na 24 weken een miskraam of een doodgeboren kindje krijgt en ten gevolge daarvan uitvalt, kan ze een bevallingsuitkering van maximaal 16 weken krijgen.