5.2 Thermisch binnenklimaat
temperatuur
kleding
Alleen het bepalen van de luchttemperatuur in een werkruimte zegt onvoldoende over het thermisch binnenklimaat en over de temperatuur die werknemers ervaren. Er zijn namelijk diverse factoren die het thermisch binnenklimaat bepalen en waarmee de thermische behaaglijkheid of de ervaren temperatuur in kaart gebracht kunnen worden:
- Het activiteitenniveau van de werknemer (met-waarde). Het maakt uit of een werknemer de hele dag stilzit of veel aan het lopen is.
- De kleding die de werknemer draagt (clo-waarde).
- De luchttemperatuur in de ruimte.
- De stralingstemperatuur (door bijvoorbeeld zoninval of de warmte die verlichting of apparatuur afgeeft).
- De relatieve vochtigheid.
- De luchtsnelheid.
comfortabel
Het behaaglijkheidsmodel van Fanger is een bekend voorbeeld dat deze factoren gebruikt om te bepalen of de werknemer het binnenklimaat als comfortabel ervaart. Het ligt ook ten grondslag aan NEN-EN 7730. Fanger hanteert de waardes Predicted Mean Vote (PMV) en Predicted Percentage of Dissatisified (PPD). De PMV-waarde geeft aan hoe de ‘gemiddelde’ werknemer het thermisch binnenklimaat beoordeelt. Normaliter wordt er gewerkt met een 7-punts PMV-schaal. De PMV drukt zich uit in een getal dat ligt tussen -3,0 (koud) en +3,0 (warm).
Bij een PMV van 0,0 (is neutraal, niet te warm en niet te koud) zijn gebouwgebruikers – gemiddeld genomen – het meest tevreden over de thermische behaaglijkheid in een ruimte.
Bepalen
klimaatboom
U kunt als arboprofessional de PMV bepalen door de vier omgevingsparameters – luchttemperatuur, gemiddelde stralingstemperatuur, relatieve vochtigheid en luchtsnelheid – te meten met een klimaatboom. Daarbij bepaalt u ook het activiteitenniveau en de kledingisolatie. Met deze gegevens kunt u de PMV bepalen aan de hand van de tabellen in NEN-EN-ISO 7730 of met de CBE Thermal Comfort Tool (comfort.cbe.berkeley.edu/).
Ontevredenheid
enquête afnemen
De PPD geeft aan welk percentage van de werknemers theoretisch gezien ontevreden is. Uit klimaatonderzoeken is gebleken dat het niet lukt het iedereen naar de zin te maken. 15% ontevreden werknemers is acceptabel. Om de PPD te bepalen, kunt u een enquête gericht op het binnenklimaat afnemen. Hiermee krijgt u inzicht in het aantal ontevreden werknemers, maar ook in de factoren die voor ontevredenheid zorgen. Uit onderzoek blijkt bovendien dat de volgende factoren meespelen in de praktijksituatie:
- Verschillen tussen mannen en vrouwen.
- Verschillen tussen jongere en oudere werknemers. Doorgaans hebben oudere werknemers het sneller koud.
- Het seizoen en de verwachting van werknemers over de temperatuur. Werknemers die in de zomer gewend zijn aan een gekoeld huis, klagen op kantoor eerder over hoge temperaturen.
- De aanwezigheid van regelmogelijkheden zoals thermostaten en te openen ramen. Hoe meer mogelijkheden er zijn om het binnenklimaat te beïnvloeden, des te minder werknemers klagen.
Praktijkvoorbeeld
verhoogde kledingisolatie
verhoogde warmteafgifte
In een elektronicawinkel met veel plafondverlichting en apparatuur die aanstaat, is een klimaatinstallatie aanwezig. Die zorgt dat onder alle omstandigheden de temperatuur in de ruimte 20-22 graden Celsius (°C) blijft. Toch klagen werknemers over een ‘te hoge temperatuur’. De technische dienst heeft metingen uitgevoerd en die toonden aan dat de klimaatinstallatie voldoet aan de ontwerpwaarden. Zijn de klachten van de werknemers onterecht? Nee, want bij het ontwerp was geen rekening gehouden met:
- de clo-waarde: werknemers die een uniform met overhemd en wollen jasje dragen (verhoogde kledingisolatie);
- de met-waarde: werknemers die relatief veel lopen en tillen (verhoogd activiteitenniveau);
- veel stralingswarmte afkomstig van verlichting en apparatuur. Bovendien heeft de winkel een grote voorruit, waardoor de zon overdag volop naar binnen straalt;
- aanwezigheid van bezoekers, die ook zorgen voor een verhoogde warmteafgifte.
stralingswarmte
Bij toepassing van de norm NEN-EN-ISO 7730 bleek dat de luchttemperatuur van 20 °C de PMV van de winkel +2 (warm) was. Om een neutrale PMV te bereiken (PMV=0) moest de temperatuur van de klimaatinstallatie verlaagd worden naar 18 °C, omdat werknemers fysieke arbeid verrichten, warme kleding dragen en er sprake is van stralingswarmte.
Toepassing
adaptief thermisch comfort
Het PMV-model is goed toe te passen bij volledig airconditioned gebouwen, maar niet bij gebouwen met te openen ramen en zonder koeling. In dit soort gebouwen accepteren werknemers in de zomer hogere temperaturen dan in aircontioned gebouwen. Dit heet ‘adaptief thermisch comfort’. Op basis van deze kennis is een adaptief comfortmodel ontwikkeld met zogenoemde temperatuurgrenswaardes. Hierbij glijden de temperatuurgrenswaardes mee met de schommelingen in de buitentemperatuur (zie NEN-EN 16798).
Als in uw werkomgeving werknemers klagen over het binnenklimaat en de klimaatsituatie complex is, kunt u als arboprofessional het beste een gespecialiseerde deskundige inschakelen zoals een arbeidshygiënist.