U bent hier

3.2 Lichtplan

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Arbo Rendement
Publicatiedatum: mei 2024

kwaliteit en comfort

Een professionele lichtplanning en visie op het licht vormen de basisvoorwaarden voor kwaliteit en voor comfort van werknemers. De verlichtingsaspecten die een rol spelen op een werkplek en die u in een lichtplan mee moet nemen, zijn onder andere hoogte en kleur van het werkvlak, taak, handelingen en soort werk, verlichtingssterkte van kunstlicht, gelijkmatigheid van verlichtingssterkte, luminantie, verblinding en verblindingsbegrenzing, lichtkleur, zon- en helderheidswering en persoonlijke beïnvloedingsmogelijkheden.

3.2.1 Verlichtingssterkte van kunstlicht

hoeveelheid licht

werkverlichting

Verlichtingssterkte van kunstlicht (E) is een maat voor de hoeveelheid licht (lumen) die op een vlak (m2) valt. Verlichtingssterkte wordt uitgedrukt in lux (1 lux = 1 lumen/m2). Een overzicht van de standaard verlichtingssterktes is als volgt en geldt in situaties waarin er nauwelijks daglicht van buiten komt:

  • Oriëntatieverlichting: 10 – 200 lux. Deze verlichtingssterkte geldt voor verlichting in ruimtes die werknemers niet of slechts kortdurend als werkruimte gebruiken en waar de visuele taak niet moeilijk is.
  • Werkverlichting: 200 – 800 lux. Werknemers kunnen de meeste visuele taken in dit gebied van verlichtingssterkten verrichten.
  • Speciale werkverlichting: 800 – 3000 lux. Dit is verlichting om als plaatselijke verlichting te dienen voor taken die precisiewerk vereisen.

3.2.2 Gelijkmatigheid van verlichtingssterkte

minder aanpassing van het oog

Gelijkmatigheid is het quotiënt van de minimale verlichtingssterkte en de gemiddelde verlichtingssterkte. Een grote gelijkmatigheid van verlichtingssterkte geeft de werknemer optimale vrijheid van indeling en gebruik van de ruimte. Een gelijkmatig verlichte ruimte vraagt bovendien om minder aanpassing van het oog en leidt tot minder vermoeidheid. Aan de andere kant moet u een 100% gelijkmatigheid voorkomen in verband met een hoge saaiheid van de verlichting.

helderheid

Bij hoge saaiheid is een ruimte te gelijkmatig verlicht, en dat is ook weer vermoeiend voor de ogen van werknemers. Een gelijkmatigheid van 0,8 - 0,9 is goed, met een aanbevolen ondergrens van 0,6.

3.2.3 Luminantie

Luminantie is de mate van helderheid die de ogen (hoornvlies, lens, receptoren en zenuwen) ontvangen.

Deze helderheid kan licht zijn van direct of indirect licht, gereflecteerd zonlicht of licht van kunstbronnen en verlichtingsarmaturen.

Te grote contrasten kunnen leiden tot gevaarlijke situaties, bijvoorbeeld het niet kunnen waarnemen van licht-waarschuwingssignalen of het niet kunnen lezen van waarschuwingsteksten.

Luminantiemeter

gemiddelde

afscherming

Verschillen in helderheid tussen de verschillende vlakken zijn te meten met een luminantiemeter. In de norm NEN 3087 voor visuele ergonomie staan richtlijnen voor luminantieverhoudingen bij beeldschermwerk. Om hinder te voorkomen, moet de verhouding tussen de gemiddelde luminantie van het beeldscherm en de luminanties van de omgevingsvlakken in de ruimtes, zoals die van wanden, deuren en meubilair, niet groter te zijn dan 1:10. De verhouding tussen het beeldscherm en het venster met helderheidswering mag niet groter zijn dan 1:30.

3.2.4 Verblinding en verblindingsbegrenzing

afmetingen

Er zijn hoge eisen aan de afscherming van lichtbronnen om verblinding te voorkomen en verblindingsbegrenzing (UGRL-waarde of Rugl) aan te geven. In de praktijk gebruikt u vijf getallen om de UGRL-waarde of Rugl uit te drukken. Deze corresponderen met de volgende toepassingsgebieden:

  • 16- bij tekenkamers en precisiewerk;
  • 19- bij algemene kantoorwerkzaamheden en vergaderruimtes;
  • 22- bij algemene productiewerkzaamheden, receptie of balie;
  • 25- bij archieven, trappen, liften;
  • 28- in gangen en circulatieruimtes (de ruimtes in een kantoor die nodig zijn om werkplek en apparatuur te bereiken. Hier lopen mensen dus alleen doorheen).

De afmetingen van de ruimte, type en plaatsing van de armaturen, positie en kijkrichting van de waarnemer en reflectiefactoren van het plafond, wanden en vloer kunnen van invloed zijn op de UGRL-waarde.

Het is dus mogelijk dat een armatuur in een bepaalde ruimte niet voldoet, maar in eenzelfde soort ruimte met een hogere reflectiefactor voor het plafond wel.

3.2.5 Lichtkleur

beleving

kleurbeoordeling

Lichtkleur wordt bepaald door kleurtemperatuur en kleurweergave. De kleurtemperatuur (in Kelvin) heeft invloed op de beleving van de ruimte. Daglicht omvat alle kleuren van de regenboog en heeft een kleurtemperatuur van circa 5.700 Kelvin. Licht met een hogere kleurtemperatuur wordt eerder als kil ervaren, terwijl licht met een lagere kleurtemperatuur naar de kleur van kaarslicht neigt. In kantoren kunt u een kleurtemperatuur van 3.000 - 4.000 Kelvin aanhouden. De kleurweergave-index (Ra) geeft aan of het licht de verschillende gekleurde objecten er ‘natuurlijk’ doet uitzien (kleurechtheid). Zonlicht en licht van gloeilampen hebben een Ra-waarde van 100. Voor een natuurlijke weergave van de huidkleur is een waarde van minimaal 80 Ra nodig. Voor werkzaamheden waarbij kleurbeoordeling nodig is (bijvoorbeeld in een drukkerij) zijn Ra-waardes van meer dan 90 nodig.

3.2.6 Zon- en helderheidswering

regelmogelijkheden

De norm NEN-EN 14501 beschrijft een productclassificatie voor zon- en helderheidswering die loopt van 0 tot 4, waarbij klasse 0 zeer weinig effect heeft en klasse 4 zeer goed effect. Een product met minimaal klasse 3 is aanbevolen. Deze classificatie duidt bijvoorbeeld aan in hoeverre het materiaal verblinding kan voorkomen, uitzicht biedt en inkijk in de nacht voorkomt.

3.2.7 Persoonlijke beïnvloedingsmogelijkheden

Persoonlijke beïnvloedingsmogelijkheden, zoals schakel- en regelmogelijkheden van verlichting en bediening van daglichtwering door de gebruiker dragen bij aan het comfort van de werknemers. De huidige eisen voor verlichting van allerlei taken, zoals lees-, schrijf- en beeldschermtaken staan vermeld in NEN-EN 12464-1:2021 en zijn gebaseerd en gericht op visuele prestatie en visueel comfort. Hierin zijn eisen opgenomen voor de verlichtingssterkte, UGRL-waarde, gelijkmatigheid en kleurweergave-index.

Om overdag het verlichtingsniveau ten gevolge van kunstlicht te meten, moet u de aanwezige vensters afschermen. De daglichttoetreding fluctueert sterk gedurende de dag (en in seizoenen) en beïnvloedt de verlichtingssterkte.

Veiligheid

noodver­lichting

volle sterkte

Verlichtingseisen met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van werknemers zijn hierin niet opgenomen, maar staan in andere normen. Bijvoorbeeld voor noodsituaties zijn deze opgenomen in NEN 1838 (toegepaste verlichtingstechniek, noodverlichting) en de NEN 6088 (brandveiligheid van gebouwen, vluchtwegaanduiding). De aard van de werkzaamheden, zoals in bedrijfskeukens, accuruimtes en expeditieruimtes, en de omgeving bepalen aan welke veiligheidseisen de verlichting moet voldoen. De armaturen moeten bestand zijn tegen invloeden van binnen, zoals vet en vocht, en van buitenaf. Denk bij dit laatste aan corrosie, temperatuur, uv en veroudering.

Verlichtingsterkte

gemiddelde daglichtfactor

Als daglicht bijdraagt aan de algemene verlichting is het vaak niet nodig het kunstlicht op volle sterkte te laten branden. De daglichtfactor is de verhouding van de verlichtingssterkte in een punt in een ruimte en de gelijktijdig – in het open veld – optredende verlichtingssterkte buiten. Het is een maat voor de hoeveelheid daglicht die in een ruimte binnenvalt. In ruimtes waar een werknemer meer dan twee uur per dag werkt, bedraagt de gemiddelde daglichtfactor minimaal 2 tot 3%. Een daglichtafhankelijke regeling in de verlichtingsarmaturen compenseert het binnenkomende daglicht door de lampen te dimmen. Aan de raamzijde bespaart u hierdoor aanzienlijk aan energie. De verlichtingsinstallatie wordt meestal uitgerekend op het lichtniveau aan het einde van de levensduur van de lamp. Dit geeft na het plaatsen van nieuwe lampen een overdimensionering: de nieuwe lampen geven in het begin te veel licht.

De overdimensionering is tijdelijk terug te regelen door bij nieuwe verlichting de verlichtingssterkte te dimmen. Zo ontstaat een extra energiebesparing. Wel moet u op tijd rekening houden met vervuiling en veroudering.