9.1 De OR, arbobeleid en werkdruk
verschillende rechten
De OR heeft verschillende rechten op het gebied van het arbobeleid in de organisatie. Als het gaat om werkdruk is met name het instemmingsrecht belangrijk.
9.1.1 Zorgtaak van de OR
speerpunt
De ondernemingsraad heeft een controlerende taak. De WOR schrijft voor dat de OR moet controleren of de werkgever zich aan de geldende wetten en regels op het gebied van arbeidsomstandigheden houdt. Een veilige en gezonde werkplek creëren is een speerpunt van veel ondernemingsraden.
Arbowaakhond
aansporen
Daarom bijten veel OR-leden zich ook als ware arbowaakhonden vast in de bepalingen van de Arbowet. Als uw organisatie zich daar niet aan houdt of op dat vlak tekortschiet, zal een betrokken OR u aansporen om een actuele RI&E en een plan van aanpak te hebben. Ontbreekt samenhangend beleid tegen werkstress, dan kunt u ervan uitgaan dat de OR zal pleiten voor werkdrukmaatregelen in het kader van de aanpak van PSA.
Doe uw voordeel met de zorgtaak van de OR. De raad kan signalen ontvangen van de werkvloer over de werkdruk. Als dat het geval is, weet u dat u aan de bak moet.
9.1.2 Instemmingsrecht
RI&E
Het tegengaan van stress onder werknemers is in principe de verantwoordelijkheid van de werkgever. U kunt ervoor kiezen om dit uit te besteden aan de preventiemedewerker of een andere arboprofessional. Die neemt het risico van werkdruk op in de RI&E van uw organisatie en stelt – als het inderdaad een groot risico is – een beleid op tegen werkdruk.
terug naar de tekentafel
Zowel op de RI&E als op beleid over werkdruk heeft de OR instemmingsrecht. Als de OR instemming weigert, moet u in principe terug naar de tekentafel. Wilt u dit niet, dan is uw alternatief naar de kantonrechter stappen om vervangende instemming te vragen, maar dat is nogal een ingrijpende stap waarmee u de verhouding met de OR behoorlijk op scherp stelt. Het is dus slim om de OR al in een vroeg stadium bij de RI&E en het beleid tegen werkdruk te betrekken. Zo vergroot u de kans op instemming.
Ook PVT moet instemmen met aanpak werkstress
Heeft uw organisatie geen OR, dan is er mogelijk een personeelsvertegenwoordiging (PVT) actief. Net als een OR heeft de PVT het instemmingsrecht bij voorgenomen besluiten van de werkgever op het gebied van arbeidsomstandigheden.
Schriftelijk
schriftelijk
Wilt u werkdrukproblemen aanpakken en is er een PVT? Dan moet u vanuit de werkgever de PVT schriftelijk instemming vragen voordat u uw plannen uitvoert. Weigert de PVT instemming te geven, dan kunt u de plannen alsnog doorvoeren. U moet wel uw keuze en een onderbouwing daarvan schriftelijk doorgeven aan de PVT.
9.1.3 Initiatiefrecht
motiveren
De OR kan ook zelf het initiatief nemen om een maatregel tegen werkstress voor te stellen. In dat geval maakt de raad gebruik van het initiatiefrecht. U bent niet verplicht om iets met het voorstel te doen. Maar u moet er wel altijd op reageren. Als u het voorstel van de ondernemingsraad terzijde schuift, moet u dus wel motiveren waarom u dat doet. De reactie moet schriftelijk zijn.
Overlegvergadering
agenda
informatierecht
Vaak is een overlegvergadering met de directie een geschikt moment voor de OR om gebruik te maken van het initiatiefrecht. Maar ook buiten vergaderingen om mag de raad op elk gewenst moment een voorstel voorleggen. Overigens kan de OR ook al invloed uitoefenen door het thema werkdruk simpelweg op de agenda van de overlegvergadering te zetten.
Een goed geïnformeerde OR
De OR heeft op basis van de WOR ook informatierecht. Dit betekent dat OR-leden alle gegevens kunnen opvragen die zij nodig hebben voor het uitvoeren van hun werkzaamheden. U mag niet weigeren om die informatie te geven. Gaat het om bedrijfsgevoelige informatie, dan mag u de OR wel geheimhouding opleggen. Wil de OR het beleid op het gebied van werkstress onder de loep nemen, dan kan de raad dus vragen om gegevens als:
- de verzuimcijfers;
- het aantal bedrijfsongevallen;
- de productiecijfers.
Dit soort cijfers kunnen inzicht geven in werkdrukproblemen: werknemers met werkstress zijn vaak minder productief, maken sneller fouten en zijn eerder ziek.
9.1.4 Arbocommissie
ontlasten
De OR kan een commissie instellen die zich bezighoudt met één specifiek thema en daarmee de OR-leden ontlasten. Niet alle OR-leden hoeven zich dan uitgebreid te verdiepen in dat onderwerp. Zeker als voor een bepaald onderwerp veel specialistische kennis of uitgebreid onderzoek nodig is – zoals arbeidsomstandigheden – kan het nuttig zijn om dit uit te besteden aan een commissie.
schriftelijk inlichten
Commissies bieden ook uitkomst als de OR simpelweg te veel onderwerpen of te complexe onderwerpen heeft om zich mee bezig te houden.
De OR-leden moeten hun werkgever altijd schriftelijk inlichten als zij een commissie willen instellen. Daarbij vermelden ze de beoogde taak, samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van de commissie.
Vast of tijdelijk
probleem
De OR kan zowel vaste als tijdelijke commissies aanstellen. Is werkstress een groot, vaak terugkerend probleem in uw organisatie, dan kan het nuttig zijn als een vaste commissie zich op dat onderwerp stort. Die commissie bestaat uit OR-leden en andere werknemers. Wil de OR een eenmalig onderzoek naar het risico op werkstress doen, dan kunnen de leden een tijdelijke commissie oprichten.
De OR kan de arboprofessional in uw organisatie vragen om commissielid te worden, omdat deze persoon veel arbokennis in huis heeft.
9.1.5 Scholingsrecht
training
Zowel OR-leden als commissieleden hebben recht op scholing (artikel 18 WOR). Wat voor soort scholing dit is, mag de OR zelf bepalen. Zolang een cursus of opleiding maar nuttig is voor de werkzaamheden als OR- of commissielid. Ook een training over de aanpak van werkstress is dus een optie. Er bestaan verschillende cursussen en workshops die speciaal zijn ontwikkeld voor OR-leden.
OR-leden en commissieleden mogen hun scholingsdagen inplannen tijdens werktijd, met behoud van loon. De kosten van de scholingsactiviteiten komen voor rekening van uw organisatie.
U moet samen met de ondernemingsraad tot een afspraak komen over hoeveel dagen training de OR per jaar redelijkerwijs nodig heeft voor het vervullen van de medezeggenschaps- en commissietaken. Wel noemt de WOR een aantal ondergrenzen:
- commissieleden (die niet in de OR zitten): minimaal drie dagen per jaar;
- leden van de OR: minimaal vijf dagen per jaar;
- leden van de OR die óók in een commissie zitten: minimaal acht dagen per jaar.