U bent hier

Organisatie & Leidinggeven
Personeelsverzekeringen7. Aanvulling op de WIA7.1 Financiële gevolgen arbeidsongeschiktheid

7.1 Financiële gevolgen arbeidsongeschiktheid

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Management Rendement
Publicatiedatum: juni 2024

laatstverdiend loon

Een WIA-uitkering bedraagt in principe niet meer dan 75% van het laatstverdiende loon, voor het deel dat de werknemer niet meer kan werken. Bovendien zit er een bovengrens aan de hoogte van de uitkering: het maximumdagloon. Een volledig arbeidsongeschikte werknemer gaat dus minstens 25% achteruit in inkomen. Het laatstverdiende loon met als bovengrens het maximumdagloon wordt het WIA-maandloon genoemd.

Verdiencapaciteit en arbeidsongeschiktheid

hetzelfde werk

UWV bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid aan de hand van de mogelijkheden die een werknemer nog heeft om zijn oude loon te verdienen. Dit wordt de restverdiencapaciteit genoemd. Hierbij kijkt UWV niet alleen naar wat de werknemer met hetzelfde werk kan verdienen, maar naar alle soorten werk die hij met zijn beperking kan doen.

Verdiencapaciteit met passend werk

keuring

deeltijd

Stel, een verpleegkundige verdiende € 2.500 per maand voordat zij met zware rugklachten thuis kwam te zitten. Na twee jaar ziekte keurt UWV haar. Haar werk als verpleegkundige kan zij niet meer verrichten, maar volgens UWV kan zij in deeltijd werken als administratief medewerker of werkplanner. Daarmee zou zij € 1.500 kunnen verdienen. Dat is haar restverdiencapaciteit. Haar arbeidsongeschiktheidspercentage is (€ 2500 -/- € 1.500)/2.500 × 100% = 40%. Zij maakt aanspraak op een WGA-uitkering.

IVA en WGA

De regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) biedt een uitkering aan werknemers die volledig én duurzaam minstens 80% arbeidsongeschikt zijn. De IVA-uitkering is altijd 75% van het laatstverdiende loon. Verdient de werknemer meer dan het maximumdagloon, dan bedraagt zijn uitkering 75% van dat maximumdagloon. Per 1 januari  2024 bedraagt dat € 274,44 per dag, € 5.969 per maand en € 71.628 op jaarbasis.

De regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) is bedoeld voor werknemers die minstens 35%, maar minder dan 80% arbeidsongeschikt zijn. Ook werknemers die volledig, maar niet duurzaam, arbeidsongeschikt zijn, komen in aanmerking voor een WGA-uitkering. Er bestaan drie soorten WGA-uitkeringen:

  • de loongerelateerde uitkering;
  • de loonaanvullingsuitkering;
  • de vervolguitkering.

Beperkte groei WIA-instroom in 2024

zestigplussers

Het aantal aanvragen voor een WIA-uitkering is in 2023 sterk gegroeid (15%). Dit blijkt uit cijfers van UWV. In 2023 heeft UWV 84.550 aanvragen voor een WIA-uitkering ontvangen. In 2023 is het aantal WIA-aanvragen sterk toegenomen, wat heeft geleid tot 9% meer toekenningen dan in 2022. Belangrijke verklarende factoren zijn de groei van de werkgelegenheid en de stijging van de pensioenleeftijd, waardoor meer mensen langer deelnemen aan de arbeidsmarkt en er dus ook meer mensen verzekerd zijn voor de WIA. De invoering van de vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling van zestigplussers is ook een belangrijke factor. UWV verwacht dat de WIA-instroom in 2024 met 0,6% toeneemt en uitkomt op iets meer dan 60.000 uitkeringen.

UWV Kennisverslag, Volumeontwikkelingen, voorjaar 2024

7.1.1 De loongerelateerde WGA-uitkering

De meest aantrekkelijke WGA-uitkering voor werknemers is de loongerelateerde uitkering. De hoogte hiervan is gebaseerd op het laatstverdiende loon en niet op hoeveel de werknemer nog werkt. Een werknemer maakt aanspraak op deze uitkering als hij vóór zijn ziekte minstens 26 van de 36 weken heeft gewerkt: de wekeneis of referte-eis.

Duur en hoogte uitkering

De duur van de uitkering hangt af van het arbeidsverleden van de werknemer. De loongerelateerde uitkering duurt minimaal 3 maanden en maximaal 24 maanden. De hoogte van de uitkering is in de eerste twee maanden 75% van het laatstverdiende loon en daarna 70% van dat loon. Als de werknemer daarnaast inkomen uit arbeid krijgt, trekt UWV dat inkomen af van het WIA-maandloon. De inkomensachteruitgang is dan nog beperkt.

7.1.2 De WGA-loonaanvullinguitkering

Als een werknemer geen loongerelateerde uitkering krijgt, of de duur van deze uitkering is verstreken, krijgt hij een loonaanvullingsuitkering of een vervolguitkering. Welke hij krijgt, hangt af van welk deel van zijn verdiencapaciteit hij benut. Verdient hij met werken minstens 50% van wat UWV meent dat hij moet kunnen verdienen, dan heeft hij recht op de loonaanvulling.

De loonaanvullingsuitkering bedraagt 70% van het WIA-maandloon minus de restverdiencapaciteit. Alleen als de werknemer zijn volledige restverdiencapaciteit benut, gaat hij er niet op achteruit ten opzichte van de loongerelateerde uitkering.

7.1.3 De WGA-vervolguitkering

minimumloon

hoogte ­uitkering

Benut de werknemer minder dan 50% van zijn verdiencapaciteit, dan moet hij het met een vaak (veel) lagere vervolguitkering doen. Zijn uitkering bedraagt dan een vast percentage van het wettelijk minimumloon. Dat percentage is afhankelijk van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage:

  • 35% tot 45%: 28% van het minimumloon;
  • 45% tot 55%: 35% van het minimumloon;
  • 55% tot 65%: 42% van het minimumloon;
  • 65% tot 80%: 50,75% van het minimumloon.

Bij deze uitkering wordt het laatstverdiende loon van de werknemer losgelaten en de hoogte van de uitkering afhankelijk gemaakt van het minimumloon. Hoe hoger het inkomen van de werknemer voordat hij ziek werd, hoe groter de inkomensterugval is.