U bent hier

5.3 WGA-uitkering

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: september 2020

drie soorten mogelijk

Bij de WGA-uitkering zijn er – in tegenstelling tot bij de IVA-uitkering – drie soorten uitkering mogelijk. Meestal ontvangen werknemers eerst een loongerelateerde uitkering en krijgen ze daarna een loonaanvullingsuitkering óf een vervolguitkering.

Loongerelateerd

eerst

Na de wachttijd voor de WIA – de 104 weken loondoorbetaling door uw onderneming of Ziektewetuitkering van UWV – krijgt uw werknemer meestal eerst een loongerelateerde uitkering (LGU). Deze uitkering bedraagt de eerste twee maanden 75% van het WIA-maandloon (zie ook paragraaf 5.2). Vanaf de derde maand is de uitkering 70% van het WIA-maandloon.

De looptijd van de LGU is afhankelijk van het arbeidsverleden van de werknemer, maar is minstens drie en maximaal 24 maanden.

Als de werknemer in de laatste 36 weken vóór de ziekte minder dan 26 weken heeft gewerkt, krijgt hij geen loongerelateerde uitkering maar direct een loonaanvullings- of vervolguitkering.

minstens de helft

Welke uitkering na de LGU volgt, hangt af van de vraag of de arbeidsongeschikte werkt en hoeveel hij daarmee verdient.

Loonaanvullingsuitkering

hoogte uitkering

loopt door

Als de werknemer minstens de helft verdient van de door UWV vastgestelde resterende verdiencapaciteit, wordt de LGU opgevolgd door een loonaanvullingsuitkering (LAU). Dat is ook het geval als de werknemer nu maximaal 20% van zijn oude loon kan verdienen, maar in de toekomst waarschijnlijk meer. De hoogte van deze uitkering hangt af van wat de arbeidsongeschikte verdient:

  • tussen de 50% en 100% van de resterende verdiencapaciteit: de uitkering bedraagt 70% van het WIA-maandloon (zie ook paragraaf 5.2) minus 70% van de verdiencapaciteit.
  • 100% van de resterende verdiencapaciteit: de uitkering bedraagt 70% van het WIA-maandloon minus 70% van de verdiensten.

Als de situatie niet verandert, loopt de LAU net zo lang door totdat de arbeidsongeschikte de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

Vervolguitkering

gebaseerd op minimumloon

Als de arbeidsongeschikte minder dan de helft verdient van de door UWV vastgestelde resterende verdiencapaciteit, of überhaupt niet werkt, wordt de LGU opgevolgd door een vervolguitkering (VVU). Deze uitkering is in principe gebaseerd op het minimumloon en hangt af van het arbeidsongeschiktheidspercentage:

  • 35% tot 45%: de uitkering is 28% van het minimumloon;
  • 45% tot 55%: de uitkering is 35% van het minimumloon;
  • 55% tot 65%: de uitkering is 42% van het minimumloon;
  • 65% tot 80%: de uitkering is 50,75% van het minimumloon.

Als de situatie niet verandert, loopt de VVU net zo lang door totdat de arbeidsongeschikte de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

Als de situatie tijdens de LAU of VVU verandert, kan dat gevolgen hebben voor de looptijd. Bij bijvoorbeeld een verslechterde situatie kan de uitkering worden omgezet in een IVA-uitkering. En bij meer of minder gaan verdienen kan de VVU in een LAU worden omgezet of andersom.