U bent hier

Onderneming & Fiscus
Fiscale eenheid4. Aandachtspunten fiscale eenheid VPB4.6 Herinvesteringsreserve

4.6 Herinvesteringsreserve

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: oktober 2015

herinvesteringsreserve

boekwinst

boekwaarde

Het gebruik van een herinvesteringsreserve (HIR) binnen een fiscale eenheid kan leiden tot sancties in de zin van artikel 15ai en artikel 15aj Wet vennootschapsbelasting (antimisbruikwetgeving). Via de HIR kan de fiscale boekwinst die bij verkoop van een bedrijfsmiddel wordt gerealiseerd, worden gereserveerd. Over de boekwinst is dan niet direct belasting verschuldigd. Vervolgens kan deze boekwinst bij aanschaf van een nieuw bedrijfsmiddel worden afgeboekt op de aanschafprijs. De bv kan minder afschrijven, zodat de fiscus de belasting over de boekwinst met enige vertraging alsnog incasseert. Bij een verkoop van het nieuwe bedrijfsmiddel kan door de verlaagde boekwaarde (aanschafprijs minus gereserveerde boekwinst) een hogere verkoopwinst opkomen.

Eén belastingplichtige

bedrijfsmiddel

Bij de fiscale eenheid doet de fiscus formeel zaken met één belastingplichtige: de moedermaatschappij. De regels van de HIR gelden dan op het niveau van de fiscale eenheid. Voor de boekwinst die een onderneming behaalt bij verkoop van een bedrijfsmiddel, kan de fiscale eenheid in principe een HIR vormen. Als een andere maatschappij binnen de eenheid vervolgens een vervangend bedrijfsmiddel aanschaft, kan de fiscale eenheid op dit vervangende bedrijfsmiddel de HIR afboeken. Door aanwending van de HIR door een andere maatschappij dan die waarvoor de reserve is gevormd, is sprake van een ‘verschoven vermogensbestanddeel’ in de zin van artikel 15ai Wet vennootschapsbelasting. Hiervoor geldt de sanctie bij ontvoeging binnen de termijn van zes kalenderjaren: afrekenen over de stille reserve.

Sanctiebepaling

sanctie-
bepaling

De sanctiebepaling van artikel 15 aj Wet vennootschapsbelasting houdt in dat het totaal van de herinvesteringsreserves bij de moeder en de ontvoegde dochter op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de ontvoeging, niet hoger mag zijn dan zonder fiscale eenheid het geval zou zijn geweest. Dit betekent dat de aangehouden HIR, moet vrijvallen.