2.1 Voorwaarden vorming fiscale eenheid
verliezen
voorwaarden
Bij een fiscale eenheid tussen een moedermaatschappij en een of meer dochtermaatschappijen worden de resultaten van de dochter(s) toegerekend aan de moeder. De dochter blijft weliswaar als entiteit bestaan, maar is niet langer zelfstandig belastingplichtig. Voordelig is dat binnen de fiscale eenheid de verliezen van een maatschappij verrekenbaar zijn met de winsten van een andere maatschapppij. Voor de vorming van de fiscale eenheid moet de moeder aan de volgende voorwaarden voldoen::
- minimaal 95% van de aandelen in de dochter bezitten;
- recht hebben op minimaal 95% van de winst en minimaal 95% van het vermogen van de dochter;
- voor minimaal 95% stemrecht in de dochter hebben.
boekjaren
Voorts moeten moeder en dochter dezelfde boekjaren en winstbepalingen hanteren. De eis van dezelfde vestigingsplaats is door recente jurisprudentie vervallen, zie hierna.
2.1.1 95% van alle aandelenvormen
bezitseis
aandelen
eigendom
De bezitseis van 95% van de aandelen (in het nominaal gestorte kapitaal) in de dochter geldt zowel voor de juridische als de economische eigendom. Heeft de dochter verschillende soorten aandelen, zoals prioriteitsaandelen, stemrechtloze aandelen en preferente aandelen, dan moet de moeder de juridische én economische eigendom bezitten van minimaal 95% van élke soort aandelen. Dit moet voorkomen dat een aandeelhouder met ten minste 95% van de aandelen, recht heeft op minder dan 95% van de winst.
Administratieve afhandeling
verkrijging
Meestal zit er enige tijd tussen de verkrijging van de juridische eigendom nadat u de economische eigendom van de aandelen hebt verkregen. U voldoet toch aan de bezitseis als:
- tussen het tijdstip van de
- verkrijging van de juridische eigendom en het tijdstip van de verkrijging van de economische eigendom, niet meer dan vijf werkdagen zitten.
- het daadwerkelijk de bedoeling van de betrokken partijen is om de juridische eigendom meteen na de verkrijging van de economische eigendom over te dragen.
Is de termijn van vijf dagen niet haalbaar door omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de betrokken partijen liggen, zoals een lange decertificeringsprocedure, dan is een verlenging tot maximaal drie maanden mogelijk.
Stichting Administratiekantoor
stemrecht
Stichting Administratiekantoor
De juridische eigendom houdt in dat de moeder voor het civiele recht eigenaar is van de aandelen in de dochter. Zij kan daarmee stemrecht op de aandelen uitoefenen in de algemene vergadering van aandeelhouders. De economische eigendom geeft de moeder recht op alle economische voordelen uit de aandelen, zoals dividenduitkeringen en koersresultaten. Als aandelen in de dochtermaatschappij zijn gecertificeerd, bezit de moedermaatschappij wel de economische, maar niet de juridische eigendom: de economische rechten (zoals het recht op winst) en de zeggenschapsrechten (zoals het recht om de ava bij te wonen) zijn van elkaar gescheiden. Het stemrecht rust dan bij het bestuur van de Stichting Administratiekantoor. Een fiscale eenheid is dan in principe pas mogelijk na decertificering van de aandelen.
Geen 95%, toch eenheid
prioriteits-aandeel
Als een moeder alle gewone aandelen in een dochter bezit, behalve één prioriteitsaandeel dat aandeelhouders verschillende bijzondere rechten kan geven, wordt in principe niet voldaan aan de bezitseis. Dit omdat de moeder minimaal 95% van elke aandelensoort moet bezitten. Een prioriteitsaandeel wordt echter als één soort aandelen aangemerkt, zolang het zich uitsluitend van de andere aandelen onderscheidt doordat er een benoemingsrecht of daarmee vergelijkbaar recht aan is verbonden.
Er geldt een uitzonderingsregel bij het toekennen van optierechten aan werknemers of anderen dan de moeder. Als het aandelenbezit van de moeder hierdoor tot onder de 95% zakt, wordt de fiscale eenheid onder voorwaarden toch niet verbroken.
Indirect belang
De moedermaatschappij hoeft het 95%-belang in de dochtermaatschappij niet rechtstreeks (middellijk) te bezitten. Bij het bepalen of de moedermaatschappij voldoet aan de bezitseis, telt naast het onmiddellijke belang ook het middellijke belang mee, als dit in handen is van dochtermaatschappijen die deel uitmaken van de fiscale eenheid
2.1.2 Dezelfde boekjaren
boekjaren
resultaten
Binnen de fiscale eenheid moeten de boekjaren van moeder en dochter(s) samenvallen, zowel zowel feitelijk als statutair. Zonder deze eis is het namelijk vrijwel onmogelijk om de resultaten van de maatschappijen samen te voegen (te consolideren). Wijkt het boekjaar van een van de bv’s af van de rest, dan moet het boekjaar van deze bv worden aangepast aan dat van de moeder en de andere bv’s.
Boekjaar moedermaatschappij
statutair boekjaar
Een nieuw opgerichte moedermaatschappij kan pas een fiscale eenheid vormen met een bestaande dochtermaatschappij vanaf het moment waarop de boekjaren samenvallen. Het is mogelijk om toch al vrijwel vanaf het eerste begin een fiscale eenheid te vormen, als:
- het eerste statutair boekjaar van de moeder gelijktijdig eindigt met het boekjaar van de dochter;
- het eerste boekjaar daadwerkelijk wordt afgesloten;
- de boekjaren na het eerste boekjaar zowel statutair als feitelijk gelijklopen.
Invoegen van nieuwe dochter
Een nieuw opgerichte dochter kan vanaf de datum van oprichting een fiscale eenheid vormen met de moeder. Voorwaarde is wel dat de dochtermaatschappij de boeken feitelijk afsluit op het moment dat de moedermaatschappij haar eigen lopende boekjaar afsluit.
2.1.3 Dezelfde winstbepaling
winst- bepalings-regime
De bv’s die tot de fiscale eenheid willen behoren, moeten onder hetzelfde winstbepalingsregime vallen om een fiscale eenheid te kunnen vormen. Zo is zonder nadere voorwaarden geen fiscale eenheid mogelijk tussen een ‘normaal belaste’ bv en een fiscale beleggingsinstelling of een verzekeraar waarvoor een afwijkend winstbepalingsregime geldt.
2.1.4 Eisen aan de rechtsvorm
rechtsvorm
Aan de rechtsvorm van de ondernemingen die tot een fiscale eenheid willen behoren, worden eveneens eisen gesteld. Een moedermaatschappij kan deel uitmaken van een fiscale eenheid als zij een nv, bv, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij is. Een dochtermaatschappij kan uitsluitend tot een fiscale eenheid behoren als zij een nv of bv is.
2.1.5 Nederlandse vestigingsplaats
vestigingsplaats
Met betrekking tot de vestigingsplaats van de betrokken bv’s geldt als hoofdregel dat de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij(en) feitelijk in Nederland moeten zijn gevestigd, zowel volgens de Nederlandse wet als volgens de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) of een belastingverdrag. Een naar buitenlands recht opgericht lichaam kan onder voorwaarden echter toch deel uitmaken van de fiscale eenheid, als zij in Nederland óf in een andere EU-lidstaat (met een vaste inrichting in Nederland) is gevestigd. Onder voorwaarden behoort dan – per saldo – slechts de vaste inrichting tot de fiscale eenheid.
Fiscale eenheid via EU-bocht
buitenlandse dochter
Gerechtshof Amsterdam
beleidsbesluit
zustermaatschappijen
De hoofdregel luidt dus dat u geen goedkeurende beschikking krijgt, als u een fiscale eenheid wilt vormen met een buitenlandse dochter. Met een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (11 december 2014, ECLI (verkort): 5184, 5185 en 5186) is daar verandering in gekomen. De Belastingdienst keurde een fiscale eenheid tussen Nederlandse bv’s en nv’s af, omdat de tussenliggende vennootschap in een andere EU-lidstaat is gevestigd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij twee Nederlandse zustermaatschappijen met een buitenlandse moeder en bij een Nederlandse moeder en kleindochter met een buitenlandse dochter. De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam heeft daar verandering in gebracht. Het Gerechtshof had hiertoe de hulp ingeroepen van het Europese Hof van Justitie. Dit rechtsorgaan stelde dat de Nederlandse regeling voor de fiscale eenheid VPB in strijd is met de Europese regels en verder gaat dan nodig is. Een fiscale eenheid VPB tussen Nederlandse bv’s en nv’s was volgens het Europese Hof toegestaan als er sprake is van een tussenliggende buitenlandse vennootschap. Het Hof nam deze uitspraak van het Europese Hof over. Staatssecretaris Wiebes van Financiën liet weten niet in cassatie te gaan tegen deze uitspraak en kondigde aan met een wetswijziging te komen. In een beleidsbesluit heeft de staatssecretaris aangegeven in welke twee situaties de Belastingdienst het vormen van een (grensoverschrijdende) fiscale eenheid moet goedkeuren:
De genoemde goedkeuringen van de staatssecretaris van Financiën zien alleen op situaties binnen de EU.