U bent hier

Onderneming & Fiscus
Fiscaal strafrecht2. Controlebevoegdheden van de Belastingdienst2.4 Nemo-teneturbeginsel

2.4 Nemo-teneturbeginsel

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: december 2018

zwijgrecht

Het nemo-teneturbeginsel (het verbod op zelfincriminatie) zorgt voor een verdere inperking van de informatieplicht. Dit beginsel speelt een rol zodra de strafvervolging is aangevangen en houdt in dat niemand hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Samen met het zwijgrecht moet dit beginsel zorgen voor een eerlijk proces. Uit het hiernavolgende blijkt wel dat zeker de Nederlandse interpretatie van het beginsel geen onvoorwaardelijk recht van de verdachte is om niet mee te werken aan de vergaring van voor hem bezwarend bewijsmateriaal.

Botsen met informatieverplichting

beroepsfase

Dit verbod op zelfincriminatie kan haaks staan op de informatieverplichtingen. Het dwingen om informatie te verstrekken, die ook kan worden gebruikt om strafvervolging of een boete mee te onderbouwen, botst natuurlijk met het nemo-teneturbeginsel. Zodra de beroepsfase eenmaal van start is gegaan, geldt de informatieverplichting echter niet meer.

Discussie over interpretatie

EHRM

In de literatuur is veel discussie over de uitleg van het nemo-teneturbeginsel in de uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De advocatuur stelt geregeld dat de interpretatie van de Hoge Raad niet ‘EHRM-proof’ is. Hierna komt eerst de uitleg door de Hoge Raad aan bod. Het hoofdstuk eindigt met de kritiek op de nationaalrechtelijke invulling.

2.4.1 Nationale interpretatie

voorwaarde

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het houden van een controle die ook ziet op zaken die onderwerp uitmaken van een strafrechtelijke procedure is toegestaan. Voorwaarde is wel dat de controlerende instanties de verdedigingsrechten moeten respecteren. Met betrekking tot de invulling van deze verdedigingsrechten en dan met name de invulling van het nemo-teneturbeginsel staat het vast dat verklaringen die zijn afgedwongen in het kader van de informatieverplichting, niet ten grondslag mogen liggen aan een boeteoplegging.

Wilsafhankelijk materiaal

wilsonafhankelijk

eigen 
verklaringen

Het onder druk afdragen van bankgegevens mag de fiscus volgens de Hoge Raad wel gebruiken als grondslag voor boeteoplegging of strafvervolging. Ook belastende bankafschriften zijn in de nationale visie namelijk wilsonafhankelijk. Daarom worden deze volgens de Nederlandse interpretatie niet beschermd door het nemo-teneturbeginsel en kunnen dus zelfs worden gevorderd. Bij wilsafhankelijk materiaal ligt dat anders. In de interpretatie van de Hoge Raad zijn dat eigenlijk uitsluitend eigen verklaringen. Mocht dergelijk materiaal toch ten grondslag komen te liggen aan een boete- of strafprocedure, dan moet de boete- of strafrechter beslissen over de gevolgen. Het materiaal is immers voorbehouden voor het onderbouwen van de belastingheffing.

2.4.2 Kritiek op uitleg Hoge Raad: uitleg EHRM

discrepantie

ondergrenzen

Het spiegelen van de Europeesrechtelijke interpretatie van het nemo-teneturbeginsel aan die van de Hoge Raad laat zien dat daartussen de nodige discrepantie bestaat. De veelgehoorde kritiek ziet vooral op de beperkte uitleg van de Hoge Raad, terwijl het Europese Hof ondergrenzen aangeeft. Het EHRM stelt dat de informatieverplichting na een ‘criminal charge’ in strijd is met het verbod op zelfincriminatie. De Hoge Raad denkt daar anders over en maakt een onderscheid tussen wilsafhankelijk en wilsonafhankelijk materiaal.

In de Europeesrechtelijke visie geldt voor de verdachte belastingplichtige na een ‘criminal charge’ geen meewerkverplichting meer.

Verschil in uitleg wils(on)afhankelijk

documenten

De uitleg wanneer iets wilsonafhankelijk is, verschilt ook van de uitleg door het Europese Hof. De Europese arresten laten namelijk duidelijk zien dat het nemo-teneturbeginsel meer omvat dan het enkele zwijgrecht en tevens kan zien op documenten. Ten slotte is het voor de Hoge Raad (kennelijk) doorslaggevend of de Belastingdienst het onder dwang verkregen bewijsmateriaal ook daadwerkelijk voor de strafprocedure gebruikt. Dit komt niet overeen met de uitgangspunten van het EHRM. Een rechterlijke garantie dat de fiscus het onder dwang afgegeven materiaal niet voor punitieve doeleinden kan gebruiken, geeft volgens het EHRM namelijk onvoldoende zekerheid.