U bent hier

7.3 Nadere inventarisatieverplichting

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Arbo Rendement
Publicatiedatum: mei 2024

inventariseren

duur van blootstelling

Ook voor trillingen geldt een nadere inventarisatieverplichting, zoals bij de blootstelling aan geluid. Dit betekent dat u moet inventariseren of werknemers zijn blootgesteld aan lichaamstrillingen en hand-armtrillingen. Als uit deze inventarisatie blijkt dat de kans aanwezig is dat werknemers blootgesteld zijn aan trillingen en schokken, is het noodzakelijk om de dagdosis te bepalen. De dagdosis bepaalt u aan de hand van:

  • de as met de hoogste waarde aan trillingen en schokken (bij lichaamstrillingen);
  • de wortel uit de som der kwadraten van drie assen (gemeten bij hand-armtrillingen);
  • de duur van de blootstelling aan trillingen en schokken per werkdag;
  • de mate aan trillingen per dag of in een bepaalde periode (bijvoorbeeld in oogsttijd).

Schatten

gegevens

inzicht geven

De Arbeidsomstandighedenwet schrijft niet voor dat u de mate aan trillingen per se met apparatuur moet meten. U mag de waarde ook inschatten op basis van (betrouwbare) gegevens. Zo moet van elk arbeidsmiddel de mate van trillingen en schokken altijd terug te vinden zijn, op het arbeidsmiddel of in de gebruiksaanwijzing bij de specificaties. Hierbij geldt de waarschuwing dat fabrikanten niet altijd aangeven op welke wijze de metingen zijn uitgevoerd, waardoor er een gerede kans bestaat op een aanzienlijk afwijkende waarde van de belasting. Het uitvoeren van metingen kan meer inzicht geven in de omstandigheden waarin een werknemer werkt. Dit is met name het geval bij lichaamstrillingen. Denk hierbij aan het wegdek, het rijgedrag van de werknemer, (de afstelling van) de stoel. Voor het uitvoeren van blootstellingsmetingen moet u rekening houden met NEN-EN-ISO 5349-1 EN -2:2001 en NEN-EN-ISO 2631-1:1997 voor lichaamstrillingen. In deze normen is aangegeven op welke wijze u de metingen moet uitvoeren en hoe u de resultaten moet toetsen aan de actie- en grenswaarden.

Pannenkoek

meetinstrument

niet goed 
afgestemd

Een manier om lichaamstrillingen te meten, is met een Whole body vibration dosismeter, een zogenoemde ‘pannenkoek’. De chauffeur neemt plaats op het meetinstrument dat op de stoel ligt. Het instrument meet in drie verschillende richtingen, zodat het zichtbaar is welke trillingsrichting het meest bijdraagt aan het totale resultaat (vectorsom) als effectieve versnelling (RMS-waarde). Dit levert belangrijke informatie voor het nemen van effectieve maatregelen. Geeft de verticale trillingsrichting het hoogste resultaat, dan kan het zijn dat de stoel niet goed is afgestemd op het gewicht van de chauffeur of dat de chauffeur met te grote snelheden bijvoorbeeld over drempels rijdt. Het snel optrekken en hard remmen geeft weer een heel ander resultaat (x-richting).

Voor het meten van hand-armtrillingen zijn eveneens specifieke dosismeters beschikbaar: de zogenoemde 3-axiaal-versnellingsmeter die op het handvat van het gereedschap bevestigd is waar de hand zich bevindt.

Deskundige

Voor een juiste uitvoering van de metingen en interpretatie van de meetresultaten is het nodig een gekwalificeerde deskundige erbij te betrekken, bijvoorbeeld een arbeidshygiënist.