U bent hier

8.2 Verkrijgen van inzicht

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier MT Rendement
Publicatiedatum: mei 2022

aanspreekbaar

Voordat een bhv’er actie onderneemt, moet hij een goed beeld krijgen van de conditie van het slachtoffer. Als het slachtoffer aanspreekbaar is, kan hij de bhv’er vertellen wat er is gebeurd. In andere gevallen geven omstanders die informatie. De bhv’er moet zo snel mogelijk de vitale functies van het slachtoffer en het volgende controleren:

  • Is het slachtoffer bij bewustzijn?
  • Heeft hij een normale ademhaling?
  • Is er een circulatie of bloedsomloop?

Als de bhv’er één of meer van de drie vragen niet met ‘ja’ kan beantwoorden, moet hij in actie komen. Er is dan een grote kans dat hij het slachtoffer moet reanimeren.

8.2.1 Alarmeren

direct hulp

aard van letsel

De bhv’er moet vaststellen welke hulpdienst moet worden gealarmeerd en wat die mee moet nemen. Heeft een slachtoffer direct hulp nodig, dan moet de bhv’er ­– als dat mogelijk is – een collega alarm laten slaan. Deze collega moet vervolgens wel weer terugkomen, zodat de bhv’er weet of de hulpdiensten onderweg zijn. Degene die alarm slaat, moet bij de melding aangeven:

  • waar de plaats van het ongeval is;
  • hoeveel slachtoffers er zijn;
  • wat de aard van het letsel is;
  • of er deskundige hulp ter plaatse is.

Als de bhv’er alleen is, belt hij 112 met zijn telefoon op de luidsprekerfunctie. Hij kan dan eerste hulp toedienen en ondertussen contact houden met de meldkamer. De telefonist van de meldkamer geeft ook instructies en helpt via de telefoon bij de reanimatie.

8.2.2 Omstanders

commando’s

De bhv’er is de verlener van de eerste hulp, maar kan niet alles in zijn eentje. Als er omstanders zijn, moet de bhv’er daar gebruik van maken. De bedrijfshulpverlener geeft daarbij duidelijke instructies in commando’s. Een aantal mogelijke scenario’s waarbij de bhv’er omstanders inschakelt:

  • de bhv’er wijst een persoon aan om 112 te bellen, diegene gaat daarna naar de ingang om de hulpdiensten op te wachten en naar het slachtoffer te begeleiden;
  • een persoon gaat de aed halen;
  • één of twee personen helpen bij de reanimatie, de bhv’er vertelt hen wat ze moeten doen;
  • een ander stuurt omstanders weg of houdt hen op afstand.

Het wegsturen van omstanders helpt niet alleen het slachtoffer, maar ook de omstanders zelf. Het zien van een reanimatie kan traumatisch zijn. Daarnaast kunnen zij emotioneel reageren, wat de hulpverlening kan frustreren. Nazorg is er daarom ook voor omstanders.

8.2.3 Voor de reanimatie

circulatie­stilstand

Als een slachtoffer nergens op reageert en niet meer zelfstandig ademt, kan er sprake zijn van een circulatiestilstand en is reanimatie noodzakelijk. Dit betekent letterlijk ‘weer tot leven brengen’, maar bij bhv gaat het om het voorkomen van verdere schade en het (zo lang mogelijk) uitstellen van het overlijden.

Alleen een arts mag vaststellen of een slachtoffer is overleden, een bhv’er is hiertoe niet bevoegd. De bhv’er gaat daarom door met reanimeren tot bijvoorbeeld ambulancezorgverleners het van hem overnemen.

Slachtoffer checken

op luide toon

De bhv’er controleert eerst of er wel echt sprake is van een circulatiestilstand. Hij schudt het slachtoffer voorzichtig aan zijn schouders en vraagt (op luide toon) of het wel goed gaat. Reageert het slachtoffer niet, dan alarmeert de bhv’er hulpdiensten en start de reanimatie. Hij stopt pas als professionele hulpverleners het overnemen of als het slachtoffer zelfstandig ademt.

Vrijmaken van de luchtwegen

achterover drukken

De bhv’er maakt allereerst de luchtweg van het slachtoffer vrij door hem op de rug te leggen en met één hand op zijn voorhoofd het hoofd zachtjes achterover te drukken. Hij plaatst vervolgens twee vingertoppen van de andere hand onder de kin en drukt deze zachtjes naar boven. Hij kijkt of de borstkas beweegt en luistert en voelt of hij een ademhaling constateert.

Nieuwe richtlijnen voor reanimeren

klisteer

Reanimeren wordt al eeuwen gedaan. Alleen de manier waarop het slachtoffer ’weer tot leven wordt gewekt’, is wel constant aan verandering onderhevig. Zo waren de methoden vroeger niet altijd even subtiel. Op koninklijke-ehbo.nl is te lezen dat ‘het rollen over een grote ton, het inblazen van rook via een klisteer in het fondament’ ooit tot de technieken behoorden. De kennis van de medische wetenschap heeft de richtlijnen voor het reanimeren echter flink verbeterd. Pas in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw werden de nu bekende methoden, zoals reanimatie en mond-op-mondbeademing, geïntroduceerd. Recentelijker kwam daar de aed nog bij, die het reanimeren weer anders maakt.

Laatste wijzigingen

iedere vijf jaar

In 2021 is de laatste verandering in reanimatierichtlijnen doorgevoerd. Die richtlijnen worden ongeveer iedere vijf jaar aangepast, zodat nieuwe onderzoeksresultaten toegepast kunnen worden. Bij de reanimatie van volwassenen zijn een aantal punten in de toelichting aangepast of aangevuld ten opzichte van de richtlijnen van 2015. De volgorde voor reanimatie blijft hetzelfde.

Toedienen van borstcompressies

loodrecht

zonder los te laten

Ademt het slachtoffer nog altijd niet, dan is het tijd om over te gaan op borstcompressies.

  • De bhv’er knielt naast het slachtoffer ter hoogte van de bovenarm en plaatst handen op elkaar op de borstkas.
  • Hij positioneert zijn bovenlichaam loodrecht boven zijn handen en duwt met gestrekte armen het borstbeen vijf à zes centimeter in.
  • Hij laat het borstbeen terug omhoog komen zonder los te laten. Het indrukken en laten opkomen duurt even lang.
  • Hij houdt een frequentie aan van ongeveer 100 á 120 compressies per minuut en geeft iedere keer 30 compressies en gaat dan over op mond-op-mondbeademing.

Mond-op-mondbeademing

borst­compressies

De bhv’er knijpt de neus van het slachtoffer dicht en opent zijn mond. Hij houdt daarbij de kin naar boven volgens de kinlift, neemt een volle teug lucht en plaatst zijn lippen om die van het slachtoffer. Hij blaast een seconde in de mond en kijkt of de borstkas omhoog komt. Hij haalt zijn mond van die van het slachtoffer en herhaalt de beademing zodra de borstkas weer is teruggezakt. Hij gaat door met reanimatie en wisselt 30 borstcompressies af met twee beademingen. Als er meerdere hulpverleners zijn, wisselen zij elkaar af. Als het niet mogelijk is om mond-op-mondbeademing te geven, dan gaat de hulpverlener door met borstcompressies.

Komt de borstkas niet omhoog tijdens de reanimatie, dan is de beademing niet effectief. De bhv’er maakt dan beknellende kleding los en onderzoekt of er geen obstakels in de mond zitten en past opnieuw de kinlift toe.

Aed gebruiken

stap voor stap

De bhv’er laat een ander de aed (automatische externe defibrillator) halen, terwijl hijzelf de reanimatie voortzet. Als de bhv’er geen hulp heeft, pakt hij alleen de aed als deze heel dichtbij is. Terwijl de compressies doorgaan, opent de andere persoon de aed, ontbloot het bovenlichaam van het slachtoffer en zet de aed aan. De aed vertelt vervolgens stap voor stap wat er moet gebeuren, zoals het bevestigen van de elektroden en het vrijhouden van het lichaam tijdens de schok.

schok

De aed vertelt letterlijk wat de bhv’er moet doen, van het geven van compressies, het loslaten van het slachtoffer tot het toedienen van een schok. De bhv’er blijft doorgaan met de aed totdat de ambulancezorgverleners het van hem overnemen. In paragraaf 8.3 leest u meer over de aed.

Maatregelen

maaginhoud

Het lichaam van het slachtoffer krijgt flink wat te verduren tijdens een reanimatie. De borstcompressies zijn stevig en hardhandig. Het kan dan ook voorkomen dat tijdens het reanimeren de maaginhoud van het slachtoffer terug in de mond stroomt. Dat kan onder meer gebeuren doordat de bhv’er de compressies te laag geeft, waardoor de maag wordt ingedrukt. Ook gebeurt het als de mond-op-mondbeademing te krachtig wordt gegeven en daardoor lucht in de maag stroomt.

Als de maaginhoud van het slachtoffer terugkomt, moet de hulpverlener het slachtoffer op zijn zij draaien en de mond leeg maken. Daarna wordt de reanimatie hervat.

Mondstukje

drempel

Een slachtoffer dat door zijn circulatiestilstand is gevallen en zijn gezicht zwaar heeft beschadigd, werpt een drempel op om mond-op-mondbenademing te geven. Bedrijfshulpverleners kunnen daarom een mondstukje of beademingsmasker gebruiken. Dat is een middel waarmee de bhv’er zich (deels) kan beschermen tegen eventuele besmetting.