2.3 De mobiliteitskaart

openbaar 
vervoer

internationaal reizen

Voor het gebruik van het mobiliteitsbudget kan een organisatie een mobiliteitskaart geven. Met die kaart kunnen werknemers diverse zaken afrekenen. Denk hierbij aan:

• een huur- of deelauto;
• openbaar vervoer (bus, trein, metro, tram, veerpont);
• (ov-)fiets;
• tanken;
• elektrisch laden;
• betaald parkeren;
• taxigebruik;
• internationaal reizen.

De werkgever bepaalt waar de werknemer de kaart voor kan gebruiken en welk budget erop staat. Vervolgens kiest de werknemer welke vervoermiddelen hij daarvan gebruikt.

Gedrag sturen

auto laten staan

Een werkgever kan de mobiliteitskaart ook naast een auto van de zaak geven, zodat de werknemer desgewenst de auto kan laten staan en via zijn mobiliteitskaart met bijvoorbeeld de trein naar het werk kan komen. Van de ritten waarvoor de werknemer de kaart gebruikt, ontvangt de werkgever achteraf een rekening; dit scheelt veel declaratierompslomp.

Aanbieder kiezen

reisgedrag

administratie

De volgende zaken zijn van belang bij de keuze van een geschikte partij voor het beheer van de mobiliteitsbudgetten met een mobiliteitskaart:

• Welke vervoersvormen en -diensten biedt de aanbieder aan en passen deze bij het reisgedrag van de werknemers?
• Hoeveel inzicht heeft de werkgever in de reizen van werknemers? Is er ook een overzicht van de CO₂-uitstoot?
• Kan de werkgever per mobiliteitskaart het budget instellen en producten aan- en uitzetten?
• Sluit het systeem goed aan op de administratie?
• Welke gebruiksopties biedt het systeem voor werknemers en zijn die praktisch?
• Hebben de werknemers eventuele extra’s nodig?
• Hoe zit het met de beveiliging en controle?