7.1 Drie faciliteiten: algemene voorwaarden
drie faciliteiten
Om de investeringsaftrek optimaal te benutten, maken veel ondernemers jaarlijks de afweging tussen het doen van meerdere investeringen in het lopende jaar en/of het uitstellen van investeringen naar het volgende jaar. De investeringsaftrek bestaat uit drie faciliteiten:
- de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA);
- de energie-investeringsaftrek (EIA);
- de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL).
voorwaarden
Voor alle drie de faciliteiten gelden dezelfde algemene voorwaarden rond het recht op de aftrek, het soort investeringen, de uitsluitingen, de procedures et cetera. .
7.1.1 Het tijdstip van investeren
Bij elke vorm van investeren is van belang op welk tijdstip u de investeringsverplichting definitief bent aangegaan. In dat jaar heeft u recht op de investeringsaftrek, hoewel dit niet per definitie zo uitpakt. Voor het bepalen van de aftrek tellen namelijk álle investeringen in een jaar mee, met uitzondering van de van aftrek uitgesloten investeringen.
Dit betekent dus dat u niet het ene bedrijfsmiddel wel kunt laten meetellen voor de investeringsaftrek en het andere bedrijfsmiddel niet. Ofwel: het is alles of niets.
Voorbeeld KIA
Drukkerij Pieters wil een offsetpers vervangen. Na een grondige rondgang langs diverse aanbieders investeert Pieters voor € 75.000 in de nieuwe unit. Op grond van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) benut de onderneming een extra fiscale aftrekpost van € 15.687 (2016). Daarmee draagt de overheid aanzienlijk bij aan de investering van Pieters.
Het moment van ingebruikneming
tijdstip van de betaling
Als u het geïnvesteerde bedrijfsmiddel al vóór het einde van het jaar in gebruik heeft genomen, heeft u in dat jaar recht op investeringsaftrek. Nam u het bedrijfsmiddel daarentegen nog niet in gebruik, dan is het tijdstip van de betaling van belang om het aftrekrecht geldig te maken. De investeringsaftrek bij nog niet in gebruik genomen bedrijfsmiddelen kan nooit hoger zijn dan het bedrag dat u in het betreffende jaar al voor het bedrijfsmiddel betaalde.
Doorschuiven
doorschuiven
Het restant van de investeringsaftrek kunt u vervolgens doorschuiven naar een volgend jaar, maar uiterlijk naar het jaar van ingebruikneming. Als u het bedrijfsmiddel na twaalf maanden nog niet in gebruik nam en ook niet meer dan 25% van het investeringsbedrag aanbetaalde, beschouwt de Belastingdienst dit als een desinvestering en vervalt de mogelijkheid om gebruik te maken van de investeringsaftrek.
7.1.2 Uitzonderingen
woonschepen
verhuur
Overigens komen niet alle bedrijfsmiddelen of investeringen in aanmerking voor investeringsaftrek. De belangrijkste uitzonderingen zijn:
- bedrijfsmiddelen waarvan het aankoop- of investeringsbedrag minder bedraagt dan € 450 (exclusief BTW);
- woonhuizen, grond, inclusief de ondergrond van gebouwen, met uitzondering van verbeteringskosten waarop wordt afgeschreven, woonschepen, personenauto’s die niet zijn bestemd voor beroepsvervoer over de weg, vaartuigen voor representatieve doeleinden, effecten, vorderingen, goodwill, publiekrechtelijke vergunningen;
- bedrijfsmiddelen die zijn bestemd voor verhuur (alleen uitgesloten voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek) of voor gebruik in het buitenland;
- bedrijfsmiddelen die u van uw privévermogen overbrengt naar ondernemingsvermogen;
- investeringen waarvoor u verplichtingen aangaat tegenover personen die behoren tot uw huishouden, bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of personen die behoren tot hun huishouden.
Algemene uitzondering
algemene uitzondering
Naast deze specifieke uitzonderingen geldt een algemene uitzondering voor bedrijfsmiddelen die voor meer dan 70% ter beschikking zijn gesteld aan derden (bijvoorbeeld bij verhuur). In dat geval heeft u geen recht op investeringsaftrek. Bij een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kunt u wél investeringsaftrek claimen als de ene dochtermaatschappij het bedrijfsmiddel verhuurt aan een andere dochtermaatschappij. Binnen de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting worden de maatschappijen beschouwd als één geheel, waardoor het bedrijfsmiddel niet wordt verhuurd aan een derde. Zou de fiscale eenheid niet zijn aangevraagd, dan zou geen aanspraak op investeringsaftrek bestaan.
7.1.3 Samenwerkingsverbanden
totaal
De toerekening van de door een samenwerkingsverband (VOF, maatschap) gedane investeringen aan de vennoten, kan soms vragen oproepen. U moet met betrekking tot het aftrekpercentage voor bijvoorbeeld de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek kijken naar het totaal van de investeringen van het samenwerkingsverband. Vervolgens past u dit percentage toe op iedere afzonderlijke vennoot. In principe mogen de vennoten zelf bepalen hoe zij de investering onderling verdelen, als deze verdeling in de visie van de Belastingdienst maar redelijk is. In de praktijk sluit men vaak aan bij het winstaandeel per vennoot. Zie ook hoofdstuk 3.
Verdeling tussen vennoten
Vier ondernemers zijn vennoten in VOF Lumen. In 2016 investeert de VOF voor een bedrag van € 90.000 in nieuwe bedrijfsmiddelen. De vennoten berekenen de investeringsaftrek per vennoot als volgt:
- totale investering VOF € 90.000
- bedrag KIA 2016 € 15.687
- investeringsaftrek per vennoot: € 15.687/4 = € 3.921.