U bent hier

5.2 Faciliteiten voor cultureel ondernemerschap

Laatst gewijzigd: september 2022

cultureel ondernemerschap

optie integrale belastingplicht

Om het cultureel ondernemerschap te stimuleren is er in de VPB een vrijstelling voor verenigingen en stichtingen (zie hiervoor de vrijstelling voor ANBI’s en SBBI’s). Daarnaast bestaat er een optionele integrale belastingplicht voor culturele instellingen. Dit leidt ertoe dat meer (culturele) verenigingen en stichtingen buiten de heffing van de VPB blijven en dat levert een administratieve lastenbesparing op.

5.2.1 Winstvrijstelling

concurrentieverstoring

De Belastingdienst biedt enerzijds ruimte aan kleinschalige ondernemingsactiviteiten zonder de administratieve rompslomp door de winstgrens in de VPB op € 15.000 te stellen of € 75.000 over het jaar zelf en de vier voorafgaande jaren samen. Anderzijds voorkomt hij concurrentieverstoring door organisaties die boven die grens uitkomen, wel te belasten.

Verliesjaren op nihil

verliesjaren

Bij de berekening van de winstgrenzen is gekozen om verliesjaren op nihil te stellen. Zonder deze bepaling zouden stichtingen en verenigingen met risicovolle ondernemingen, met het ene jaar winsten en het andere jaar verlies, in aanmerking kunnen komen voor de vrijstelling. Dat is niet de bedoeling. Als u op steeds grotere schaal commerciële activiteiten ontplooit zonder dat u daarover VPB betaalt, levert dit een niet te rechtvaardigen concurrentieverstoring op.

Fluctuerende resultaten en de vrijstelling

Stichting De Blauwe Koepel boekt over een periode van vijf jaar fluctuerende resultaten van € 30.000 negatief (jaar 1 en 3) en € 15.000 positief (jaar 2 en 4) en in het vijfde jaar vervolgens een winst van € 100.000.

Belast

nihil

Zonder de genoemde bepaling zou de winst over het jaar en de vier voorafgaande jaren € 70.000 bedragen. Hiermee blijft de stichting onder de € 75.000-grens en blijft de € 100.000 winst onbelast. Door de winst uit de verliesjaren op nihil te zetten, komt de stichting over een periode van vijf jaar boven de € 75.000-grens uit en is de winst in het vijfde jaar wel belast.

5.2.2 Integrale belastingplicht

integrale 
belastingplicht

verliezen

Naast deze winstvrijstelling kunnen culturele instellingen kiezen voor een integrale belastingplicht. Zonder deze integrale belastingplicht zijn culturele instellingen slechts belastingplichtig voor de VPB indien en voor zover zij een onderneming drijven. Daardoor kan er binnen een organisatie sprake zijn van een belast ondernemingsdeel en een onbelast niet-ondernemingsdeel. Als in het onbelaste deel van uw organisatie verliezen optreden, mag u deze niet verrekenen met de winsten uit het belaste ondernemingsdeel. Door de integrale belastingplicht wordt het gehele vermogen van de culturele instelling aangemerkt als ondernemingsvermogen.

De integrale belastingplicht biedt de gedeeltelijk belastingplichtige culturele organisatie de mogelijkheid om de winsten uit het ondernemingsgedeelte te salderen met de exploitatietekorten uit het niet-ondernemingsdeel.

Ondernemingsvermogen samentrekken

winst-
vrijstelling

Hierdoor kunnen culturele instellingen ook eerder gebruikmaken van de winstvrijstelling. De keuze voor integrale belastingplicht heeft namelijk tot gevolg dat u het gehele vermogen van de stichting of vereniging tot het ondernemingsvermogen kunt rekenen. Let wel op dat u niet alle uitgaven, die de ANBI aan het goede doel buiten haar eigen organisatie doet, mag salderen met inkomsten uit het ondernemingsgedeelte. Het moet tenslotte wel gaan om zakelijke kosten. Als hier geen sprake van is, zijn de uitgaven aan het goede doel niet aftrekbaar.

Voorwaarden integrale belastingplicht

U doet het verzoek om integrale belastingplicht bij de inspecteur binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. Deze overlegt daarna met het ministerie van Financiën – om eenheid in het beleid te verkrijgen – over de te stellen voorwaarden waaronder inwilliging mogelijk is. U krijgt een beschikking, waarin de voorwaarden staan waaronder de inspecteur de integrale belastingplicht toestaat, waartegen u eventueel bezwaar kunt maken. De optie integrale belastingplicht geldt voor een periode van minimaal tien jaar. Het hanteren van een dergelijke termijn voorkomt oneigenlijk gebruik van de regeling. Hiervan zou sprake kunnen zijn als u in periodes waarin er exploitatietekorten zijn in het niet-ondernemingsdeel kiest voor integrale belastingplicht, terwijl u in periodes waarin er exploitatieoverschotten zijn in het niet-ondernemingsdeel, teruggaat naar gedeeltelijke belastingplicht. Ook buitenlandse organisaties kunnen hiervoor opteren.

Voorbeeld

museum

exploitatie-
tekorten

Stel dat een stichting die is aangemerkt als culturele instelling een museum exploiteert. Het museum zelf behoort tot het niet-ondernemingsvermogen; voor het museumdeel bestaat dus geen belastingplicht. De inkomsten (onder meer subsidies, giften, entreeprijzen) van het museum zijn vooralsnog ontoereikend om de kosten van het museum te dekken en het museum kampt met een dreigend exploitatietekort. Om de kosten van het museum (bijvoorbeeld onderhoud en de restauratie van de collectie schilderijen) te kunnen dragen, verwerft de stichting op diverse manieren extra inkomsten. Zo exploiteert de stichting een museumwinkel en een horecagelegenheid. De exploitatietekorten van het museumdeel bedragen over een jaar genomen € 30.000. De exploitatieoverschotten uit de horecagelegenheid en de museumwinkel bedragen in datzelfde jaar samen € 60.000. Zonder te opteren voor integrale belastingplicht wordt de stichting belast voor deze € 60.000, namelijk de winst uit dit ondernemingsgedeelte. Door een verzoek in te dienen en gebruik te maken van de optie kan de stichting de negatieve resultaten van het museumdeel salderen met de winsten van de winkel en de horecagelegenheid. In totaal bedraagt de fiscale winst van de stichting dan nog € 30.000.

5.2.3 Bestedingsreserve

bestedings-reserve

Culturele organisaties kunnen gebruikmaken van de bestedingsreserve. U kunt namelijk ongewild te maken krijgen met belastingheffing. Dit zou zich kunnen voordoen als u in het ene jaar overschotten behaalt, terwijl die bedoeld zijn voor specifieke investeringen in een volgend jaar of jaren. Om dit te voorkomen heeft u de mogelijkheid een bestedingsreserve te vormen. De gereserveerde winsten moet u binnen vijf jaar (her)besteden.

Dotaties

bedrijfs-
middelen

Dotaties aan de bestedingsreserve leiden tot uitstel van de heffing van VPB. Als u de reserve volledig gebruikt, kan zelfs sprake zijn van afstel van belastingheffing. Na toepassing van de vrijstelling in de VPB en de keuze voor integrale belastingplicht kunt u een eventueel overschot mogelijk nog (deels) doteren aan de bestedingsreserve. Zo kunt u feitelijk de heffing terugbrengen tot nihil.

Bedrijfsmiddelen

Omdat voor de organisatie vaak ook bedrijfsmiddelen nodig zijn, kunt u een deel van het behaalde (fiscale) resultaat gebruiken voor (vervangings)investeringen. Met de bestedingsreserve voorkomt u dat u over behaalde winst eerst VPB moet betalen, waarna u uit het nettorendement investeringen moet bekostigen. De bestedingsreserve leidt ertoe dat u onder voorwaarden voor een bepaalde periode belastingvrij kunt sparen. De dotatie aan de bestedingsreserve kan namelijk ten laste van de fiscale winst worden gebracht.

Voorwaarden bestedingsreserve

vrijwilligers

vijfjaarstermijn

De bestedingsreserve kunt u alleen benutten als uw winst hoofdzakelijk – dat wil zeggen voor 70% of meer – wordt behaald met behulp van vrijwilligers. Dit geldt ook voor ­SBBI’s. De bestedingsreserve kan gevormd worden tot vermindering van bepaalde kosten en slechts zolang het voornemen bestaat die kosten te maken. Hierbij gaat het om kosten voor uitgaven in verband met de aanschaf, voortbrenging of verbetering van bedrijfsmiddelen of om kosten voor projecten in het jaar zelf of in de eerstvolgende vijf jaren. Vijf jaar na het ontstaan van de bestedingsreserve, valt deze vrij en wordt tot de fiscale winst gerekend. Er zijn twee mogelijkheden voor verlenging van de betreffende fiscale reservering, namelijk als:

  • uit de aard van de uitgaven voortvloeit dat een langere periode is vereist;
  • aan de uitgave een begin van uitvoering is gegeven binnen de vijfjaarstermijn, maar waarbij verdere uitvoering is vertraagd door bijzondere omstandigheden.

Kosten voor uitgaven aan onroerende zaken die bestemd zijn om direct of indirect hoofdzakelijk te worden verhuurd, zijn hiervan uitgezonderd. De kosten voor uitgaven aan andere bedrijfsmiddelen die bestemd zijn voor de verhuur aan derden worden niet uitgezonderd.

Dotatie telt niet mee voor VPB-vrijstelling

winstdrempel

De dotatie aan de bestedingsreserve kunt u ten laste van de fiscale winst brengen. Maar let op, de bestedingsreserve weegt echter uitdrukkelijk niet mee bij het bepalen van de fiscale winstdrempel. Daardoor kan het belastbare bedrag van uw organisatie lager zijn dan de winstdrempel van € 15.000 en kan toch de VPB-vrijstelling niet van toepassing zijn. Een voorbeeld maakt dit duidelijk.

Exploitatieoverschot

dotatie

Stel dat stichting Groen met haar onderneming een exploitatieoverschot behaalt van € 80.000 (fiscale winst). Stichting Groen werkt met behulp van vrijwilligers en voldoet aan de overige vereisten voor de bestedingsreserve. Het bestuur besluit van het resultaat € 70.000 te doteren aan een bestedingsreserve voor een bepaald project. De dotatie aan de bestedingsreserve is niet van invloed op de toets van het fiscale resultaat. Omdat de winstdrempel van € 15.000 wordt overschreden, is de VPB-vrijstelling niet van toepassing en moet de stichting regulier aangifte VPB doen. Voor de berekening van het belastbare bedrag over het jaar is de dotatie uiteraard wel van belang en die wordt vastgesteld op € 10.000. Met deze werkwijze komt goed tot uitdrukking dat met de bestedingsreserve directe heffing over € 70.000 wordt voorkomen.