2.2 Kosten of investering?
Voor het bepalen van de aftrekbaarheid van kosten moet u om te beginnen onderscheid maken tussen:
- kosten; en
- investeringen.
2.2.1 Kosten
directe relatie
Kosten zijn uitgaven die ofwel een directe relatie hebben met de omzet (zoals het inkopen van handelsgoederen of het inhuren van trainers), dan wel ondersteunend zijn aan het ondernemen. Denk hierbij aan de huur, telefoon- en internetabonnementen of onderhoudskosten. Als deze kosten betrekking hebben op één jaar, zijn ze ook volledig aftrekbaar in dat boekjaar.
2.2.2 Investeringen
goodwill
Investeringen zijn aankopen die langer dan één jaar meegaan, zoals machines, auto’s, gereedschap en inventaris. Maar ook goodwill of vergunningen vallen hieronder. Bedraagt de aanschafwaarde minder dan € 450, dan mag u het als kosten meenemen.
Bedrijfsmiddel
langer dan één jaar
inventaris
machines
Er is alleen sprake van een investering als u een bedrijfsmiddel aanschaft. Dit is een vrij algemene term en lijkt bijna vanzelfsprekend. Maar fiscaal geldt er een strikt onderscheid tussen een bedrijfsmiddel en bijvoorbeeld voorraad. Bedrijfsmiddelen zijn goederen die u gebruikt om de onderneming te laten draaien. Het gaat dus om goederen, die langere tijd (langer dan één jaar) meegaan en – heel belangrijk – niet bedoeld zijn om te verkopen. Bij bedrijfsmiddelen wordt onderscheid gemaakt tussen materiële en immateriële bedrijfsmiddelen:
- Materiële bedrijfsmiddelen zijn bijvoorbeeld machines, bestelauto’s, gebouwen en inventaris.
- Bij immateriële bedrijfsmiddelen moet u denken aan goodwill en vergunningen.
Voorraad of bedrijfsmiddel
auto’s
Handelt u bijvoorbeeld in machines of auto’s, dan zijn de machines of auto’s die u inkoopt en later weer verkoopt aan uw klanten geen bedrijfsmiddelen maar voorraad. De auto’s die u koopt om de machines mee te vervoeren naar uw klanten zijn wel bedrijfsmiddelen. Dit onderscheid is belangrijk omdat u op bedrijfsmiddelen (als zij duurder zijn dan € 450) verplicht moet afschrijven. Bovendien komen alleen bedrijfsmiddelen in aanmerking voor diverse investeringsaftrekregelingen.
Herinvesteringsreserve
vervangingsvoornemen
Tot slot speelt bij bedrijfsmiddelen ook de herinvesteringsreserve (HIR) een rol. Als u een bedrijfsmiddel verkoopt, kunt u met de opbrengst een HIR vormen. U hoeft dan niet meteen af te rekenen met de Belastingdienst, maar heeft drie jaar de tijd om het verkochte bedrijfsmiddel te vervangen. De HIR mag u dan in mindering brengen op de aanschafkosten van het nieuwe bedrijfsmiddel. Een belangrijke voorwaarde is wel dat dit vervangingsvoornemen al bestond op het moment dat u het oude bedrijfsmiddel verkocht.
Wilt u checken of u een herinvesteringsreserve kunt inzetten voor een nieuwe investering? Met de handige rekentool op rendement.nl/fiscaaldossier berekent u binnen een paar minuten voor welk bedrag u de herinvesteringsreserve kunt benutten.
Voortbrengingskosten
Het kan natuurlijk zo zijn dat u het bedrijfsmiddel niet aankoopt, maar zelf maakt. De aanschafwaarde (voortbrengingskosten) van het bedrijfsmiddel bestaat dan uit alle kosten die u heeft gemaakt om het bedrijfsmiddel te realiseren, zoals inzet van eigen personeel, materiaalkosten en inhuur van derden.