3.2 Voorwaarden LIV
minimumloon
Het LIV kunt u krijgen voor elke werknemer die minimaal 100% en maximaal 125% van het minimumloon verdient (zie paragraaf 3.3). Het minimumloon waarvan wordt uitgegaan, is altijd dat van werknemers van 21 jaar en ouder.
3.2.1 Minimumaantal uren
verloonde uren
Om voor het LIV in aanmerking te komen, moet de werknemer in een kalenderjaar minimaal 1.248 verloonde uren bij u hebben gewerkt. Dit staat gelijk aan een werkweek van gemiddeld 24 uur of meer. De totale som van verloonde uren, ofwel het loon dat is betaald, bestaat uit:
- de afgesproken uren die de werknemer werkt, zoals in het arbeidscontract vastgelegd;
- niet-gewerkte, maar wel volledig uitbetaalde uren, bijvoorbeeld tijdens verlof of ziekte;
- niet-opgenomen, maar volledig uitbetaalde verlofuren.
Wel gewerkte, maar onbetaalde uren (zoals arbeidsduurverkorting en onbetaalde overwerkuren), maar ook niet-gewerkte onbetaalde uren (zoals onbetaald verlof) zijn geen verloonde uren.
Specifieke eisen
limiet
Een belangrijke voorwaarde is dat de werknemer het aantal verloonde uren bij dezelfde werkgever werkt. Het is immers de werkgever en niet de werknemer die een vergoeding krijgt. Het is ook mogelijk om met dienstverbanden bij meerdere werkgevers alsnog bij één werkgever de limiet van 1.248 verloonde uren te halen. Een werknemer met een dienstverband van 36 uur zit namelijk al binnen 35 weken op dat aantal. Iemand die 40 uur werkt zelfs al na 32 weken.
Niet echt voor jonkies
21 jaar
Door de koppeling aan het minimumloon van 21 jaar en ouder, richt het LIV zich bewust niet op jongere werknemers. Zij zullen immers vaak minder verdienen dan het minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder, waardoor ze niet in aanmerking komen.
Bovengrens
AOW’er
Een officiële leeftijdsondergrens is er echter niet. Een bovengrens is er wel, die ligt bij het moment dat een werknemer de AOW-leeftijd bereikt. Vanaf dat moment hoeft u voor een AOW’er namelijk al geen premies werknemersverzekeringen meer te betalen. Hierdoor zijn deze werknemers qua loonkosten al aantrekkelijk, stelt de overheid.
3.2.2 Beoordeling door UWV
loonaangiften
gemiddeld uurloon
Als u laagbetaalde werknemers in dienst heeft, hoeft u niet zelf bij UWV aan te kloppen om het LIV aan te vragen. Net zo min is het nodig om een doelgroepverklaring te overhandigen. UWV beoordeelt aan de hand van de ingediende loonaangiften of u aan de voorwaarden voldoet:
- De werknemer is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen.
- De werknemer heeft ten minste 1248 verloonde uren per kalenderjaar.
- De werknemer geniet loon uit tegenwoordige arbeid in een dienstbetrekking zoals bedoeld in artikel 3 tot en met 6 van de Ziektewet.
- De werknemer heeft een gemiddeld uurloon van ten minste € 10,29 en niet meer dan € 12,87 (bedragen in 2019 € 10,05 en niet meer dan € 12,58).
- De werknemer heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt.
Het is belangrijk dat u ook het aantal verloonde uren goed invult. Want kloppen de gegevens in de aangifte niet, dan loopt u het LIV misschien helemaal of voor een deel mis.
Twee variabelen
jaaropgave
loonaangifte
Voor een juiste beoordeling kijkt UWV naar twee variabelen in de jaaropgave: het loon en de verloonde uren. Uitgangspunt van de toetsing is het jaarloon dat op de jaaropgave staat, of eventueel de laatste loonstrook van het betreffende jaar, als daar tenminste de cumulatieve gegevens op vermeld zijn. UWV kan deze gegevens via de polisadministratie raadplegen.
stukloon
Er is geen recht op LIV als UWV uit de loonaangifte de verloonde uren van een werknemer niet kan opmaken. In die gevallen noteert UWV € 0. Hoewel dit niet vaak voorkomt, is het bijvoorbeeld wel de reden waarom werkgevers voor werknemers die in stukloon uitbetaald krijgen, geen aanspraak kunnen maken op het LIV. Stelt UWV vast dat aan alle voorwaarden is voldaan, dan wordt de hoogte van de tegemoetkoming berekend, wederom door gebruik te maken van de gegevens uit de ontvangen polisadministratie.
3.2.3 Belastingdienst beslist
bezwaar
Concludeert UWV dat voor een werknemer het recht op LIV bestaat, dan is het vervolgens aan de Belastingdienst om de uiteindelijke beslissing te nemen. Dat doet de fiscus op basis van de door UWV gestuurde informatie en een berekening van de hoogte van het LIV. U ontvangt de beschikking van de Belastingdienst altijd vÓÓr 1 augustus van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor het LIV wel of niet wordt toegekend. Bij de beschikking gaat het om een zogenaamde ‘voor bezwaar vatbare’ beschikking. Dit betekent dat u, mocht u het oneens zijn met het niet toekennen van het LIV of met de hoogte ervan, bezwaar kunt maken.
Een kwestie van slim rekenen
te weinig
U doet er goed aan het criterium van 1.248 uur goed in uw achterhoofd te houden. Stel dat een werknemer met een lager loon een contract heeft van 22 uur per week, waarbij hij gemiddeld 8 uur per maand overwerkt. Hiermee komt hij jaarlijks uit op een totaal van 1.240 uur, 8 uur te weinig om voor het LIV in aanmerking te komen. In zulke gevallen is het verstandig om al in oktober het aantal uren van deze werknemer op te tellen en het voor de laatste twee maanden zo te regelen dat de werknemer uiteindelijk wél voldoende verloonde uren heeft voor het LIV.
Gepuzzel
later of eerder
Deze redenering gaat ook op bij ontslagen en nieuwe dienstverbanden. Door een werknemer net iets later te ontslaan of eerder in dienst te nemen kan hij mogelijk net de norm van 1.248 uren halen. Dit is wel veel gepuzzel. U moet zelf de afweging maken of het dit waard is. Een werknemer een paar weken langer in dienst houden terwijl er geen werk voor hem is, heeft in ieder geval weinig nut. Dan kunnen enkel de extra loonkosten voor die weken en het LIV tegen elkaar worden weggestreept.