7.1 Moment van betalen
op tijd
Uw onderneming heeft een wettelijke verplichting om het loon op tijd te betalen aan werknemers. Maar op welk betalingsmoment is er sprake van een tijdige betaling?
Tijdvak
op uiterlijk de laatste dag
In het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat het loon steeds moet worden voldaan na afloop van het tijdvak waarop het betrekking heeft. Dit komt in de praktijk neer op uitbetaling uiterlijk de laatste dag van het betreffende tijdvak. Dit betekent dat als uw onderneming een maandloon hanteert, u het loon steeds na afloop van de maand moet uitbetalen aan de werknemers. Dus uiterlijk op de laatste dag van de betreffende maand.
vervelend
Stel dat u werknemers per maand betaalt, en dat altijd op de 23e van de maand doet. Als u wegens omstandigheden het loon van maart 2024 op 30 maart uitbetaalt, doet u dat op tijd. Het is mogelijk vervelend voor de werknemers die hun loon een week eerder hadden verwacht, maar u zou wettelijk gezien zelfs nog een dag later mogen betalen. Als u het loon van maart 2024 echter ná 31 maart betaalt, bent u wel te laat. In hoofdstuk 12 leest u over de consequenties hiervan.
Als uw onderneming niet naar tijdruimte betaalt maar bijvoorbeeld een stukloon hanteert (zie ook paragraaf 9.3), moet u de betalingstermijnen aanhouden die gelden voor vergelijkbare arbeid.
verlengen
Het tijdvak waarover u het loon berekent mag niet langer zijn dan een maand en niet korter dan een week. Via een schriftelijke overeenkomst kan uw onderneming de periode waarna werknemers uitbetaald krijgen verlengen. Bij een weekloon mag dat tijdvak echter tot maximaal een maand worden verlengd en bij een maandloon tot maximaal een kwartaal.
Voorschot
verplicht
Als u het loon op het (uiterste) betalingsmoment nog niet kunt berekenen, bent u verplicht om de werknemer een voorschot te betalen. U moet dit voorschot baseren op het gemiddelde loon van de werknemer over de voorgaande drie betalingstermijnen of anders op het loonbedrag dat voor vergelijkbare arbeid gebruikelijk is.
Het is mogelijk om schriftelijk een lager voorschot af te spreken. Dit afwijkende voorschot mag echter niet lager zijn dan driekwart van het gemiddelde loon over de vorige drie betalingstermijnen of van het voor vergelijkbare arbeid gebruikelijke loon.