3.1 De bijtelling
Voor het toepassen van de bijtelling is de periode van terbeschikkingstelling van de auto doorslaggevend. De fiscus beoordeelt het privégebruik van de auto per kalenderjaar, dus vanaf 1 januari tot en met 31 december.
3.1.1 Bijtellingsmoment
uitdienst-treding
Stelt uw onderneming een werknemer in de loop van het kalenderjaar een auto ter beschikking? Of hij levert de auto bij uitdiensttreding gedurende het jaar in? Dan moet u het aantal gereden privékilometers omrekenen naar een vol jaar om te bepalen of een bijtelling voor privégebruik nodig is.
Vanaf wanneer moet u bijtellen?
Een werknemer levert per 1 april zijn auto van de zaak in en heeft hiermee dat eerste kwartaal elke maand 45 kilometer privé gereden. Op jaarbasis gezien zou het privégebruik 45 × 12 = 540 kilometer zijn geweest. U moet dus voor het privégebruik bijtellen, maar alleen voor de periode dat de werknemer daadwerkelijk over de auto beschikt. In dit geval voor januari tot en met maart.
Tijdvak
tijdvak
Stelt uw onderneming niet vanaf het begin maar gaandeweg een aangiftetijdvak een auto ter beschikking of stopt de terbeschikkingstelling? Voor dat tijdvak gaat u dan uit van het aantal kalenderdagen dat de auto daadwerkelijk ter beschikking stond. Krijgt de werknemer bijvoorbeeld per 14 november een auto van de zaak, waarvoor bijtelling nodig is en doet uw onderneming per maand loonaangifte? Dan moet de afdeling salarisadministratie voor dat tijdvak 17/30 × de hoogte van het privégebruik per maand tot het loon rekenen (zie ook hoofdstuk 5).
3.1.2 Meerdere auto’s
Het komt in de praktijk ook voor dat een werknemer in het kalenderjaar opeenvolgend meerdere auto’s tot zijn beschikking heeft. Is dat het geval, zorg er dan voor dat u voor de bijtelling van de juiste auto uitgaat. U baseert zich hierbij op de auto die de werknemer op dat moment ter beschikking staat.
Gaandeweg het tijdvak van auto wisselen
kalenderdagen
Stel dat de werknemer uit het voorbeeld hiervoor per 1 april niet een auto inlevert, maar een andere auto ter beschikking krijgt. Als hij het privégebruik in dezelfde lijn voortzet, moet u bijtellen voor het privégebruik. Voor dit jaar geldt dan in totaal een bijtelling van (3/12 × jaarbedrag bijtelling auto 1) + (9/12 × jaarbedrag bijtelling auto 2). Als de werknemer in de loop van het tijdvak van auto wisselt, rekent u de hoogte van het privégebruik toe aan het bijbehorende aantal werkelijke kalenderdagen dat elke auto hem ter beschikking staat. Stel dat de werknemer per 14 november van auto wisselt waarvoor bijtelling nodig is. U moet dan voor dat tijdvak 13/30 × de hoogte van het privégebruik per maand van auto 1 en 17/30 × de hoogte van het privégebruik per maand van auto 2 bijtellen.
Serviceauto
onderhoud
Het kan ook zijn dat de werknemer eerst een serviceauto ter beschikking had die ongeschikt was voor gezinsgebruik, maar dat zijn nieuwe auto zich daar wel prima voor leent. Als de werknemer met die tweede aan hem ter beschikking gestelde auto de 500-privékilometergrens overschrijdt, dan moet u bijtellen voor álle auto’s van de zaak. Dus ook voor die waarmee de werknemer niet privé heeft gereden.
Tijdelijke vervanging
Als een werknemer wegens onderhoud of reparatie van zijn auto van de zaak tijdelijk een vervangende auto krijgt, laat u de reguliere bijtelling in principe doorlopen. Gaat het om een bewuste vervanging van de auto van de zaak voor een andere auto gedurende een bepaalde periode, dan moet u de bijtelling (deels) op die vervangende auto baseren. Dit doet u tijdsevenredig: bij een maand van 31 dagen waarbij de werknemer 21 dagen met de vervangende auto op pad is, berekent u de bijtelling voor 21/31 op basis van de vervangende auto en voor 10/31 op basis van de reguliere auto.
U kunt via rendement.nl/fadossier een gebruiksovereenkomst ‘Tijdelijk vervangende auto van de zaak’ downloaden. U vult deze overeenkomst aan de hand van de instructies op het laatste blad snel en eenvoudig in.
Complete vervanging
leasetermijn
Als er sprake is van een complete vervanging van de auto van de zaak – bijvoorbeeld als de werknemer een nieuwe auto krijgt omdat zijn auto van de zaak is gestolen – baseert u de bijtelling op de nieuwe auto. Bij een leasecontract loopt de leasetermijn meestal nog door en telt u bij volgens de overeenkomst. U gaat dus in dat geval pas na afloop van de nog resterende termijnen bijtellen op basis van de nieuwe auto.
Tegelijkertijd
afzonderlijk
Een werknemer kan ook tegelijkertijd beschikken over twee auto’s van de zaak. In dat geval beoordeelt u het privégebruik per afzonderlijke auto. U past de bijtelling dan toe voor elke auto waarmee de werknemer op jaarbasis meer dan 500 privékilometers rijdt. Is dat het geval bij twee (of meer) auto’s, dan telt u dus twee keer (of meer) bij.
Gezinssituatie
alleenstaand
eigen auto
U kunt in de volgende situaties de bijtelling beperken tot de auto van de zaak met de hoogste cataloguswaarde:
- De werknemer is alleenstaand.
- Slechts één persoon in het gezin van de werknemer heeft een rijbewijs.
- Het gezin van de werknemer heeft een eigen auto die voor privégebruik net zo geschikt is als één van de auto’s van de zaak.
Hebben twee personen (of meer) in het gezin van de werknemer een rijbewijs, dan telt u bij voor twee auto’s (of meer), steeds voor de twee auto’s (of meer) met de hoogste cataloguswaarde.