3.4 Kabinetsplannen
nieuwe wetgeving
Het kabinet wil de balans herstellen en regels rondom het werken met zelfstandigen en als zelfstandige toekomstbestendiger maken. Om dit te realiseren, moet op 1 januari 2025 nieuwe wetgeving ingaan. Deze regels moeten het grijze gebied tussen werknemers en zelfstandig opdrachtnemers verkleinen. Het kabinet zal hiervoor via drie lijnen maatregelen nemen:
Creëren
gelijker speelveld
versterking positie
Voor het creëren van een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandig opdrachtnemers zijn de (versnelde) afbouw van de zelfstandigenaftrek in de inkomstenbelasting en de afschaffing van de fiscale oudedagsreserve al in werking getreden. Er wordt nu verder gewerkt aan de invoering van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Daarnaast komen er meer mogelijkheden voor zelfstandigen om collectief te kunnen onderhandelen – als gevolg van een Europese verduidelijking hierop – en moet er versterking komen van de positie van zelfstandigen in de Sociaal-Economische Raad.
Verduidelijken
wetsvoorstel
Een andere voorgenomen maatregel rond schijnzelfstandigheid is het verduidelijken wanneer er wordt gewerkt als werknemer en wanneer als zelfstandige. Hiervoor wil het kabinet het begrip werken ‘in dienst van’ uit de definitie van een arbeidsovereenkomst in het BW (zie paragraaf 2.1) duidelijker vastleggen aan de hand van rechterlijke uitspraken hierover (zogeheten codificatie van de jurisprudentie), op grond van drie hoofdelementen. Niet alleen klassieke gezagsuitoefening (materieel gezag) valt hieronder (element 1), maar ook werkzaamheden die organisatorisch zijn ingebed in de onderneming van de werkgever (element 2). Ook is van belang of er sprake is van zelfstandig ondernemerschap in de arbeidsrelatie (element 3), aangezien dat een belangrijke contra-indicatie is voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Het wetsvoorstel met de vastlegging van deze drie elementen in nieuwe regelgeving zal begin 2024 volgen.
Meer duidelijkheid voor arbeidskrachten, werkgevers, uitvoeringsorganisaties en rechtspraak moet niet alleen bescherming bieden aan degenen die daar recht op hebben, maar moet ook echte zelfstandigen meer duidelijkheid geven over de ruimte om te ondernemen.
rechten opeisen
Verder werkt het kabinet aan een zogeheten ‘civielrechtelijk rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’. Dit houdt in dat er in bepaalde situaties het vermoeden bestaat dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, waarbij het aan de werkgever is om dat te weerleggen. Het rechtsvermoeden wordt gekoppeld aan een uurtarief, aangezien een tariefgrens een goede en relatief eenvoudige indicatie kan geven. Het rechtsvermoeden moet de positie van arbeidskrachten met een zwakkere onderhandelingspositie versterken, om eenvoudiger hun rechten (op grond van een arbeidsovereenkomst) te kunnen opeisen.
handhaving is onontbeerlijk
Bij een tarief onder het vastgestelde uurtarief gaat een rechtsvermoeden van werknemerschap gelden. Het tarief wordt mogelijk op een bedrag tussen de € 30 en € 35 per uur vastgesteld.
Verbeteren
willen en kunnen voldoen
Handhaving rond schijnzelfstandigheid is onontbeerlijk om een toekomstbestendige arbeidsmarkt en een houdbaar belasting- en socialezekerheidsstelsel te ondersteunen. Zoals in paragraaf 2.3 al is behandeld, moet de handhaving worden versterkt en verbeterd zodat de Belastingdienst per 1 januari 2025 kan gaan handhaven (en het handhavingsmoratorium dus kan worden afgeschaft). Hiervoor gaat de fiscus actief samenwerken met de markt en hulp bieden aan partijen die willen en kunnen voldoen aan de fiscale en sociale verplichtingen. Verder komt er meer aandacht voor dossiers waar onzekerheid bestaat over de juiste arbeidsrelatie.