6.2 Voorzieningen
toekomstige uitgaven
oorsprong
toerekening
redelijk zeker
achterstallig onderhoud
Voorzieningen zijn – anders dan schulden – geen juridisch afdwingbare verplichtingen. Het zijn toekomstige uitgaven (of verliezen) waarvan niet zeker is dat zij zich zullen voordoen, maar die wel toerekenbaar zijn aan het betreffende jaar. De Hoge Raad heeft in het zogenoemde ‘Baksteenarrest’ de volgende voorwaarden geformuleerd voor de vorming van een voorziening:
- Oorsprongvereiste. De (verwachte) toekomstige uitgaven moeten hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden voorafgaande aan de balansdatum. De toekomstige uitgaven moeten met andere woorden zijn veroorzaakt door de bedrijfsuitoefening in de verstreken periode.
- Toerekeningsvereiste en het fiscale goed koopmansgebruikvoorwaarde. De lasten moeten toerekenbaar zijn aan de periode voorafgaande aan de balansdatum.
- Redelijke zekerheidsvereiste. Er moet een redelijke mate van zekerheid bestaan dat de toekomstige uitgaven zich zullen voordoen. Dit criterium is ingevuld met 30%.
Onderhoudskosten bedrijfspand
bedrijfspand
daadwerkelijk
Stel, u laat eenmaal in de vijf jaar groot onderhoud verrichten aan uw bedrijfspand. De totale kosten bedragen € 100.000. De onderhoudskosten vinden hun oorsprong in de bedrijfsuitoefening in de vijf jaren voorafgaande aan de uitgaaf (oorsprongvereiste). Deze lasten zijn toerekenbaar aan deze jaren (toerekeningsvereiste). Als er tenslotte een redelijke mate van zekerheid is dat u de onderhoudsuitgaven ook daadwerkelijk zult maken, is aan alle voorwaarden voor de vorming van een voorziening voldaan. U mag jaarlijks € 20.000 (een vijfde van € 100.000) ten laste van het resultaat aan de voorziening doteren.
6.2.1 Voorziening vormen voor grondreiniging
vervuiling
Stel, uit een tank zijn in 2020 duizenden liters chemicaliën weggelekt. Hierdoor is het bedrijventerrein ernstig vervuild geraakt. De ondernemer wil de grond in 2023 reinigen. De geschatte saneringskosten bedragen € 500.000. In de regel mag deze ondernemer in het jaar waarin de grondvervuiling zich heeft voorgedaan een voorziening vormen voor de geschatte toekomstige saneringsuitgaven. Hij mag dit jaar een voorziening vormen voor € 500.000 (voor aftrek van contante waarde-effecten).
6.2.2 Inhaal
bedrijfs- uitoefening
De hoofdregel is dat u een last fiscaal uitsluitend mag nemen in het jaar waarin deze door de bedrijfsuitoefening is opgeroepen. Zijn de lasten veroorzaakt door de bedrijfsuitoefening in een eerder jaar, maar heeft u in dat jaar de last niet fiscaal genomen? Dan mag u deze lasten in principe niet alsnog in een later jaar ‘inhalen’.
Toch wordt bij de vorming van een voorziening inhaal wel toegestaan. Op deze regel geldt wel een uitzondering. Bij de vorming van een voorziening voor achterstallig onderhoud is inhaal namelijk niet toegestaan voor zover het achterstallige onderhoud ziet op de periode dat het bedrijfsmiddel nog niet uw eigendom was.
Groot onderhoud eens in de vijf jaar
Stel, u verricht eens in de vijf jaar groot onderhoud aan uw bedrijfspand (in totaal een bedrag van € 100.000). U heeft de eerste twee jaar geen onderhoudsvoorziening gevormd. In het derde jaar besluit u alsnog een voorziening voor het groot onderhoud te vormen. Aan dat jaar zelf is € 20.000 toerekenbaar.
Het is u echter toegestaan om ook de lasten van de verstreken twee jaren aan de voorziening te doteren. In totaal kunt u dus een voorziening vormen van € 60.000. In jaar 3 haalt u dus € 40.000 in.