U bent hier

Onderneming & Fiscus
Winst verlagen in de IB en VPB5. Investeringen5.5 Desinvesteringsbijtelling

5.5 Desinvesteringsbijtelling

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: juni 2020

Vervreemdt u een bedrijfsmiddel binnen vijf jaar na het belastingjaar waarin u erin heeft geïnvesteerd? Dan moet u een desinvesteringsbijtelling in aanmerking nemen.

5.5.1 Hoogte desinvesteringsbijtelling

De hoogte van de desinvesteringsbijtelling is de overdrachtsprijs vermenigvuldigd met het percentage waarvoor u destijds investeringsaftrek hebt genoten. Met vervreemden wordt hier bedoeld het in overeenstemming met de wil van de ondernemer doen overgaan van het bedrijfsmiddel naar een ander. Denk hierbij aan verkoop, maar ook aan ruil of schenking. Ook de volgende gebeurtenissen leiden tot een desinvesteringsbijtelling:

  • het alsnog ter beschikking stellen van een bedrijfsmiddel aan een derde;
  • u houdt op fiscale winst te genieten;
  • u ontvangt alsnog een subsidie of een prijsreductie;
  • het alsnog ter beschikking stellen van een bedrijfsmiddel aan niet in Nederland gevestigde personen of instellingen (EIA of MIA);
  • het alsnog aanwenden van het bedrijfsmiddel in het buitenlandse deel van uw onderneming;
  • u maakt een investering ongedaan.

Voorbeeld

Stel, u heeft in jaar 1 investeringen gedaan in een drietal bedrijfsmiddelen voor een totaalbedrag van € 100.000. In jaar 4 verkoopt u één van de bedrijfsmiddelen voor € 20.000. De investeringen kwamen in jaar 1 alleen in aanmerking voor de KIA. Uw desinvesteringsbijtelling is dan als volgt vast te stellen:

Investeringsaftrek Bedrag Percentage
KIA in jaar 1 € 16.307 16,3% van de investeringen)

De desinvesteringsbijtelling bedraagt € 3.260 (16,3% x € 20.000)

5.5.2 Geen desinvesteringsbijtelling

Bij onteigening of diefstal (dus bij onttrekking aan het ondernemingsvermogen) tegen uw wil als ondernemer in, is geen desinvesteringsbijtelling aan de orde. Ook is onder voorwaarden geen desinvesteringsbijtelling aan de orde in de volgende gevallen:

  • de geruisloze inbreng van de onderneming in een bv;
  • het overlijden van de ondernemer (fictieve staking);
  • een staking van de onderneming in zicht van overlijden;
  • het verlenen van een koopoptie;
  • een via de Wet IB gefacilieerde geruisloze doorschuiving van de onderneming aan een bedrijfsopvolger.