U bent hier

Onderneming & Fiscus
Fiscaal strafrecht8. Strafafdoening8.3 De strafafdoening door de strafrechter

8.3 De strafafdoening door de strafrechter

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: december 2018

Het is ook mogelijk om een zaak voor te leggen aan een strafrechter als:

  • u meent dat een fiscale strafzaak waarvoor een strafbeschikking is uitgevaardigd niet tot een strafoplegging zou moeten leiden;
  • u meent dat een fiscale strafzaak waarvoor een strafbeschikking is uitgevaardigd tot een lagere strafoplegging zou moeten leiden;
  • de officier van justitie meent dat u eigenlijk een hogere straf verdient dan de ruimte die de strafbeschikking haar biedt.

8.3.1 Onvoorwaardelijke gevangenisstraf

hoger benadelingsbedrag

In de memorie van toelichting bij de AWR staat dat het de voorkeur heeft om bij een fraudeur een boete op te leggen. De laatste jaren is echter de tendens om fiscale misdrijven met een hoger benadelingsbedrag harder aan te pakken en te bestraffen met onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.

LOVS-richtlijn

strafmaat

boetes

Om voor rechters een strafmaat aan te geven bij veelvoorkomende delicten is er de richtlijn van het Landelijk Overleg van de Voorzitters van Strafsectoren (LOVS-richtlijn). In deze richtlijn staat dat als het (beoogde) nadeel bij een fraude tussen de € 125.000 en € 250.000 ligt een strafmaat geldt van negen tot twaalf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Onder een benadelingsbedrag van € 125.000 stellen de richtlijnen dat taakstraffen dan wel gevangenisstraffen aangewezen zijn.

Over boetes wordt in de ‘Oriëntatiepunten Straftoemeting voor fraudedelicten’ niet meer gesproken. Dit zal ermee te maken hebben dat fiscale fraude die niet omvangrijk genoeg is niet bij de strafrechter terechtkomt. Fraudes met hogere benadelingsbedragen krijgen volgens de richtlijnen nog hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Het strafmaximum is zes jaren gevangenisstraf.

8.3.2 Bepalen van het nadeel

juistheid of volledigheid

Een belangrijk onderdeel in het onderzoek ter terechtzitting is het bepalen van het nadeel dat veroorzaakt had kunnen worden door het handelen van de verdachte. Het komt regelmatig voor dat parallel aan een strafrechtelijke vervolging ook nog een procedure loopt bij de belastingrechter over de juistheid of volledigheid van de aan de strafprocedure ten grondslag liggende aanslagen. Dit betekent dat het soms voorkomt dat een strafrechter eerder een oordeel moet vellen over de juistheid van een aanslag en een inschatting moet maken van het eventuele nadeel.

Hoewel de strafrechter zich niet hoeft te laten leiden door een oordeel van een fiscale rechter zal een eerder gegeven oordeel op zijn minst richtinggevend zijn. Een rechter moet motiveren als hij van dat oordeel afwijkt.

Factoren

voordeel

coöperatief

afromen

Bij het bepalen van het benadelingsbedrag moet de strafrechter met verschillende factoren rekening houden. De volgende factoren kunnen strafverhogend of -matigend zijn:

  • de duur van de gedraging;
  • de mate waarin de verdachte door de overtreding voordeel heeft verkregen;
  • of de gedraging uit eigen beweging is beëindigd;
  • of het nadeel is gecompenseerd;
  • wat de rol was ten opzichte van die van de mededaders;
  • of iemand zich in het vooronderzoek coöperatief heeft opgesteld;
  • of er sprake is van marktverstoring;
  • de draagkracht van de verdachte;
  • de totale duur van de strafrechtelijke procedure.

8.3.3 Ontneming niet mogelijk voor fiscale misdrijven

Artikel 74 AWR stelt dat het afromen van winsten die zijn verkregen door fiscale misdrijven niet mogelijk is door de ontnemingsprocedure (‘de Pluk ze-wetgeving’) in het strafrecht. De reden hiervoor is dat de fiscus al voldoende eigen mogelijkheden heeft om de ten onrechte niet betaalde belastingen alsnog te heffen en te incasseren.

stokpaardje

misdaad mag niet lonen

Deze regel is de laatste jaren meer en meer uitgehold doordat het OM naast het ten laste leggen van fiscale misdrijven ook ‘gewone’ strafbare feiten vervolgt. De laatste jaren sluit nagenoeg elke ‘fiscale dagvaarding’ af met het stokpaardje van het witwassen. Als het witwassen wettig en overtuigend is bewezen, maakt het de weg vrij om voor dit feit een ontnemingsprocedure op te starten. Voorwaarde is dan wel dat het voordeel niet (uitsluitend) uit fiscale delicten voortkomt.

8.3.4 Verbeurdverklaring

Omdat ook het adagium ‘misdaad mag niet lonen’ nog steeds geldt, wordt in fiscale strafzaken steeds vaker gegrepen naar de bijkomende straf van verbeurdverklaring. Dit gebeurt met name op het moment dat, bijvoorbeeld door verjaring, de Belastingdienst het hem ter beschikking staande eigen invorderingsinstrumentarium niet (ten volle) kan benutten.

afpakken

Verbeurdverklaring houdt in dat het OM voorwerpen die iets te maken hebben met het strafbare feit kan afpakken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de auto die de bankovervallers vervoerde, maar bijvoorbeeld ook het aangetroffen contante geld dat van de niet aan de Belastingdienst gemelde buitenlandse rekening is opgenomen.

8.3.5 Beroepsverbod

facilitator

Tot slot wordt nog gewezen op de mogelijkheid voor de strafrechter om een beroepsverbod op te leggen. Zeker nu de focus van opsporend Nederland steeds vaker is gericht op zogenoemde professionele facilitators’. Het ligt voor de hand dat de rechter deze straf vaker zal opleggen om zo het recidiverisico (kans op herhaling) te beperken.