U bent hier

3.4 Middelen van de Arbocommissie

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Arbo Rendement
Publicatiedatum: juni 2017

scholing

rechts­bescherming

OR-leden hebben flink wat rechten, zoals vrijstelling van tijd om het OR-werk te kunnen doen, doorbetaling van loon, alle informatie die nodig is om het OR-werk goed te kunnen doen (ook als het om gevoelige informatie gaat), minimaal vijf dagen scholing per jaar, het inschakelen van een externe deskundige op kosten van de organisatie en noem maar op. Voor commissieleden zijn die bevoegdheden beperkter, maar grotendeels vergelijkbaar. Het gaat om scholing, werktijd, rechtsbescherming en het inschakelen van deskundigen.

Scholing

scholings­rechten

Alle commissieleden hebben recht op minimaal drie dagen scholing per jaar, ook als ze geen OR-lid zijn. Dat betekent dat de commissie als groep op scholing kan, zonder dat dit de scholingsrechten van de OR of PVT aantast. Voor OR-leden die ook in de commissie zitten, is dat een aanvullend recht: zij hebben dus recht op vijf dagen (vanuit de OR) plus drie dagen (vanuit de commissie) is in totaal acht dagen scholing.

Werktijd

zestig uur

De vergadertijd van de commissie is voor alle leden werktijd. Commissieleden die niet in de OR of PVT zitten, hebben recht op minimaal zestig uur per jaar voor andere activiteiten náást vergaderen én scholen. Denk aan overleg met mensen binnen en buiten de organisatie, contacten met de achterban en het voorbereiden van vergaderingen. Het instellingsbesluit kan altijd extra afspraken bevatten.

Rechtsbescherming

Ook voor commissieleden die geen lid zijn van OR of PVT geldt een wettelijke bescherming tegen benadeling en ontslag. Artikel 13 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) – de mogelijkheid van schorsing – is ook op de leden van de Arbocommissie (die geen OR-lid zijn) van toepassing.

Deskundigen

onpartijdige toets

De Arbocommissie kan op enig moment behoefte hebben aan specifieke deskundigheid die niet in de organisatie aanwezig is. Daarbij kan het ook gaan om een onpartijdige deskundige toets van voorgelegde plannen. Als dit niet al in het instellingsbesluit is geregeld, kan de commissie daarvoor terugvallen op de faciliteiten van de OR en PVT: de OR heeft het recht een deskundige in te huren, dus ook een arbodeskundige. De kosten voor die deskundige komen voor rekening van de werkgever, maar hij moet vooraf wel op de hoogte zijn gebracht. Hij kan niet zomaar bezwaar maken (tenzij het om excessieve kosten gaat). De PVT moet wél een uitdrukkelijke goedkeuring van de werkgever hebben voordat hij de deskundige inschakelt.