4.1 Ontslagwerkloosheid
voorwaarden
Als uw onderneming een werknemer ontslaat of het contract niet voortzet, treedt in principe de verzekering van de Werkloosheidswet in werking. Om daadwerkelijk een WW-uitkering te krijgen, gelden er – naast het onder deze werknemersverzekering vallen – diverse voorwaarden.
Sinds 1 januari 2020 moet u de ontslagreden in de aangifte loonheffingen opnemen: ‘Code reden einde arbeidsovereenkomst’. Hierdoor kan UWV controleren of een ex-werknemer aan de voorwaarden voor een WW-uitkering voldoet, om uitkeringsfraude te voorkomen.
Urenverlies
minstens vijf arbeidsuren
Voor het recht op een WW-uitkering moet de werknemer als (gedeeltelijk) werkloos kwalificeren. Daarvan is sprake als hij minstens vijf arbeidsuren per week verliest, of minstens de helft van zijn arbeidsuren per week als zijn arbeidsovereenkomst voor minder dan tien uur per week is. De werknemer mag hierbij geen recht hebben op loondoorbetaling over de verloren uren. Verder moet hij direct beschikbaar zijn voor betaald werk. Dit moet blijken uit de inschrijving als werkzoekende bij UWV.
Wekeneis
in minstens 26 weken gewerkt
Voor het daadwerkelijke recht op een (minimale) WW-uitkering, moet de werknemer aan de zogeheten wekeneis voldoen. Die eis houdt in dat de werknemer in de laatste 36 weken vóór de werkloosheid in minstens 26 weken heeft gewerkt. Hierbij maakt het aantal gewerkte uren niet uit en gelden doorbetaalde vakantiedagen ook als gewerkte dagen. Als de werknemer aan de wekeneis voldoet, heeft hij recht op drie maanden WW, de basisuitkering.
Was de werknemer in de laatste 36 weken voor de werkloosheid ziek of arbeidsongeschikt, met onbetaald verlof (tot maximaal 78 weken) of verrichtte geen arbeid maar ontving een zwangerschaps- of bevallingsuitkering, dan kijkt UWV verder terug dan de laatste 36 weken.
Jareneis
wordt verlengd
Voor het recht op een langere uitkering dan de drie basismaanden moet de werknemer ook aan de zogeheten jareneis voldoen. Die eis houdt in dat de werknemer in de laatste vijf kalenderjaren vóór de werkloosheid in minstens vier kalenderjaren over minstens 208 uur loon heeft ontvangen. Tot 2013 gold dat de werknemer over minstens 52 dagen loon moest hebben ontvangen. Bij het voldoen aan de jareneis wordt de basisuitkering van drie maanden verlengd.
arbeidsverleden
Hoeveel maanden de werknemer er dan aan WW-uitkering bij krijgt, hangt af van zijn arbeidsverleden. Over de eerste tien jaar arbeidsverleden bouwen werknemers een maand WW per jaar op. Over het arbeidsverleden na die tien jaar bouwen ze nog slechts een halve maand WW per jaar op. Het arbeidsverleden van vóór 1 januari 2016 – toen de regels qua WW-opbouw zijn aangepast – blijft per jaar standaard een maand WW opleveren. De maximale duur dat werknemers WW kunnen ontvangen, is sinds april 2019 24 maanden (na stapsgewijze inkorting ervan de afgelopen jaren).
Arbeidsverleden
twee soorten
fictief
feitelijk
Bij bepaling van het totale arbeidsverleden van werknemers spelen twee verschillende soorten arbeidsverleden een rol, die bij elkaar worden opgeteld. Het gaat hierbij om de volgende twee soorten arbeidsverleden:
- fictief arbeidsverleden: dit zijn de jaren vanaf de achttiende verjaardag van de werknemer tot en met 1997, ongeacht of hij die jaren heeft gewerkt of niet (vandaar de naam ‘fictief’ arbeidsverleden);
- feitelijk arbeidsverleden: dit zijn de jaren vanaf 1998 waarin de werknemer heeft gewerkt tot het jaar van ontstaan van de werkloosheid, waarbij als gewerkt jaar elk jaar telt waarin hij over minstens 208 uur loon heeft ontvangen (tot 2013: over minstens 52 dagen).
Rekenvoorbeeld bepaling duur WW-uitkering
totale arbeidsverleden
rekenhulp
Een werknemer die is geboren in 1971, vierde in 1989 zijn achttiende verjaardag. Zijn fictieve arbeidsverleden is daarom negen jaar, te weten de jaren 1989 tot en met 1997. Als deze werknemer vanaf 1998 tot en met 2020 elk jaar over voldoende dagen dan wel uren loon heeft ontvangen, levert dat een feitelijk arbeidsverleden op van 23 jaar. Dat betekent dat het totale arbeidsverleden van deze werknemer 32 jaar bedraagt. Van deze 32 jaar arbeidsverleden leveren de eerste tien jaar de werknemer een maand WW per jaar op. Van de resterende 22 jaar leveren de jaren tot 2016 – te weten 17 jaar – hem ook een maand per jaar op en de vijf jaar vanaf 2016 een halve maand per jaar. De totale WW-opbouw van deze werknemer is dus 29,5 maand. Aangezien dit de maximumduur voor een WW-uitkering overschrijdt, ontvangt hij maximaal 24 maanden WW.
Op de website uwv.nl kunt u via de rekenhulp ‘Hoelang duurt mijn WW-uitkering?’ de WW-duur berekenen.