3.1 AOW
voorziening voor oude dag
Het doel van deze wet is om een voorziening te treffen voor de oude dag. De term ‘algemeen’ betekent dat er sprake is van een zogenoemde volksverzekering. Een verzekering dus voor iedereen. De AOW is ingevoerd per 1 januari 1957. Sindsdien is de levensverwachting fors toegenomen en daarom is de AOW-leeftijd in de loop van de jaren gestegen.
De stijging van de levensverwachting is ook de reden dat in het pensioenakkoord afspraken zijn gemaakt over de verdere ontwikkeling van de AOW-leeftijd.
3.1.1 Wie komt voor de AOW in aanmerking?
verzekerd
Voor de AOW zijn verzekerd:
- ingezetenen in Nederland: ongeacht de nationaliteit;
- niet-ingezetenen: als er sprake is van een dienstbetrekking en ze loonbelasting afdragen.
3.1.2 Voorwaarden
Nederlandse ingezetene
Voor de toepassing van de AOW is het van belang dat iemand Nederlands ingezetene is. Het is dus niet van belang of iemand wel of niet gewerkt heeft. Op die manier is ‘iedereen’ voor de AOW verzekerd, bijvoorbeeld ook degene die door omstandigheden (bijvoorbeeld ziekte) nooit heeft kunnen werken.
Volledige uitkering
volledige AOW-uitkering
Er is recht op een volledige AOW-uitkering als iemand vijftig jaar verzekerd is geweest. Toen de AOW-leeftijd nog 65 jaar was, stond de aanvangsleeftijd dus op het vijftiende jaar. Vanaf 2013 is de AOW-leeftijd gestegen en is de aanvangsleeftijd evenzo gestegen.
Voldoet iemand niet aan de vijftigjaarsperiode, dan wordt de AOW-uitkering pro rata herrekend. Is iemand bijvoorbeeld ‘slechts’ 25 jaar ingezetene geweest? Dan is er recht op 50% (25/50) van de AOW-uitkering.
Het is mogelijk om de AOW-verzekering vrijwillig voort te zetten. Dit is bijvoorbeeld van belang voor iemand die in het buitenland is gaan wonen en werken. De hoofdregel is dat iemand voor maximaal tien jaren de AOW-verzekering vrijwillig kan voortzetten.
Uitzonderingen
Let op: er gelden details en uitzonderingen voor de hiervoor besproken AOW-regels. Die regels zijn te vinden in het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999.
3.1.3 Ingangsdatum
AOW-gerechtigde leeftijd
De AOW-uitkering gaat in op de AOW-gerechtigde leeftijd. Dat was tot 2013 65 jaar. Daarna is de ingangsdatum gekoppeld aan de levensverwachting. Die is de afgelopen jaren toegenomen. En daardoor is de AOW-gerechtigde leeftijd de afgelopen jaren gestegen. In 2020 bedraagt de AOW-gerechtigde leeftijd 66 jaar en vier maanden. Voor meer informatie over de ontwikkeling van de AOW-gerechtigde leeftijd, zie paragraaf 2.2.
Vervroegen of uitstellen
hetzelfde moment
De AOW wordt maandelijks uitgekeerd en eindigt zodra de AOW-gerechtigde overlijdt. Het is niet mogelijk om individueel de AOW-leeftijd te vervroegen of uit te stellen. De AOW-uitkering gaat dus voor iedereen (van dezelfde leeftijd) op hetzelfde moment in.
twee categorieën
De ingangsdatum van de AOW-uitkering is gekoppeld aan de leeftijd van de AOW-gerechtigde. Voor partners met een (groot) leeftijdsverschil betekent dit dus dat de AOW-uitkering voor de een (veel) later ingaat dan voor de ander.
3.1.4 Hoogte uitkering
Voor de hoogte van de AOW-uitkering zijn twee categorieën bepalend:
- alleenstaande;
- gehuwde of samenwonende.
Individu
De uitkering voor een alleenstaande is hoger dan die voor een gehuwde of samenwonende. Dat is omdat een alleenstaande immers alleen moet voorzien in de kosten van levensonderhoud. De uitkering voor gehuwden of samenwonenden is geïndividualiseerd. Ieder ontvangt zijn of haar eigen AOW-uitkering. Tezamen ontvangen gehuwden of samenwonenden de volledige AOW-uitkering. Pas nadat beiden de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt is er sprake van een volledige AOW-uitkering. Daarom bestaat er een partnertoeslag.
Degene die voor 2015 al een AOW-uitkering ontving, kan onder voorwaarden een partnertoeslag krijgen totdat de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De hoogte van de partnertoeslag is afhankelijk van het inkomen van de partner.
Hoogte van de AOW-uitkering in 2020
De AOW-uitkering inclusief vakantiegeld bedraagt in 2020 bruto per jaar:
- alleenstaande: € 15.627;
- gehuwde of samenwonende (per persoon): € 10.625.
De overheid leidt de hoogte van de AOW-uitkering af van de hoogte van het minimumloon. Stijgt het minimumloon? Dan stijgt de AOW-uitkering ook.
3.1.5 Korting uitkering
Een AOW-uitkering wordt niet gekort met andere inkomsten of vermogen.
3.1.6 Premie en uitvoering
AOW-premie 17,9%
De premie voor de AOW wordt berekend over het inkomen voor de inkomstenbelasting in box 1 (het zogenoemde inkomen uit werk en woning, eerste en tweede schijf). In 2020 is de AOW-premie 17,9% met een maximum van circa € 6.200 per jaar. De uitvoering van de AOW-uitkering is in handen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
3.1.7 Relatie tot pensioen
tweede pijler
De hoogte van de AOW-uitkering is beperkt. Daarom vindt er in veel gevallen extra pensioenopbouw plaats in de tweede pijler. Voor die extra pensioenopbouw moet de pensioenuitvoerder wel rekening houden met het recht op een AOW-uitkering uit de eerste pijler (voor meer informatie zie hoofdstuk 4 en 5 ).
Afspraken uit het pensioenakkoord
temporiseren
De partijen hebben in het pensioenakkoord afgesproken om de AOW-leeftijd te temporiseren. Dit betekent dat de AOW-leeftijd een aantal jaren niet stijgt. Daarna stijgt de AOW-leeftijd tot 2025 minder snel. Vanaf 2025 blijft de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting, maar wordt die koppeling wel versoepeld (voor meer informatie zie paragraaf 2.2).