U bent hier

6.1 LIV

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: januari 2024

Het lage-inkomensvoordeel is een jaarlijkse tegemoetkoming die uw onderneming kan ontvangen voor werknemers met een laag loon. Als voorwaarde voor het LIV geldt sowieso dat de betreffende werknemer verzekerd is voor één of meer werknemersverzekeringen. En dat hij de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt (in 2024 is dat 67 jaar).

Voor stagiairs kan ook recht bestaan op LIV, ook als zij alleen verzekerd zijn voor de ZW, zolang maar sprake is van een dienstverband en aan alle voorwaarden is voldaan.

Loonvoorwaarde

bandbreedtes

Verder geldt als voorwaarde voor recht op het LIV dat de werknemer het voor hem geldende wettelijk minimumloon of iets meer verdient. Voor 2024 zijn de bijbehorende bandbreedtes vastgesteld op 100% tot en met 104% van het wettelijk minimumuurloon voor volwassenen (inclusief vakantiebijslag). Deze bandbreedtes komen neer op een gemiddeld uurloon van minimaal € 14,33 en maximaal € 14,91, en gelden voor heel 2024. De halfjaarlijkse aanpassing van het minimumloon heeft hier geen invloed op.

Voor 2023 gold als bovengrens voor recht op het LIV nog 125% van het wettelijk minimumloon. Onder meer door de invoering van het wettelijk minimumloon per uur is deze bovengrens per 2024 gedaald naar 104%. Hierdoor komt een kleinere groep in aanmerking voor het LIV.

jaarloon

namens UWV

aftrekposten

Om het gemiddelde uurloon van de werknemer te bepalen, heeft u zijn jaarloon nodig. Hierbij is het uitgangspunt kolom 8 van de loonstaat: het loon voor de werknemersverzekeringen. Hiervan trekt u de volgende elementen af omdat ze geen onderdeel van dat jaarloon vormen:

  • WGA-uitkeringen die uw onderneming als eigenrisicodrager zijnde aan de werknemer betaalt. Deze uitkeringen zijn immers geen loon uit tegenwoordige arbeid;
  • betalingen van WAO-, WIA- of WW-uitkeringen die u namens UWV aan hem doet. Deze uitkeringen zijn immers geen loon uit tegenwoordige arbeid;
  • ZW-uitkeringen die uw onderneming als eigenrisicodrager zijnde na afloop van de dienstbetrekking betaalt aan de (dan ex-)werknemer;
  • nabetalingen die u na uitdiensttreding doet aan de (dan ex-)werknemer. De werknemer is dan immers niet meer verzekerd voor (één van) de werknemersverzekeringen.

uitkomst

Het na deze aftrekposten verkregen jaarloon deelt u door het aantal verloonde uren van de werknemer in het betreffende kalenderjaar, met als uitkomst zijn gemiddelde uurloon. Dus stel dat een werknemer een jaarloon heeft van € 23.120 en over 2024 1.600 verloonde uren heeft. Dan komt zijn gemiddelde uurloon dit jaar uit op (€ 23.120 ÷ 1.600 =) € 14,45 en valt hij binnen de bandbreedtes van het LIV voor 2024.

Mogelijke invloeden op het jaarloon

lager dan wel hoger loon

Omdat voor het gemiddelde uurloon van de werknemer van het kolom-8-loon wordt uitgegaan, betekent dit dat zaken als de ingehouden pensioenpremie of een ontvangen bonus voor een lager dan wel hoger loon voor de werknemersverzekeringen zorgen. Hierdoor kan het gemiddelde uurloon net onder dan wel boven de bandbreedtes voor het LIV uitkomen, waardoor uw onderneming de tegemoetkoming dus misloopt.

niet voldaan

Ook gebruik van bijvoorbeeld de regeling loondispensatie heeft gevolgen. Doordat u de werknemer minder dan het minimumloon betaalt (zie paragraaf 10.2), wordt niet aan de loonvoorwaarde voor het LIV voldaan.

Urenvoorwaarde

minimaal 1.248

Uw onderneming heeft voor een werknemer verder alleen recht op het LIV als hij dat jaar minimaal 1.248 verloonde uren bij uw organisatie heeft. De werknemer moet het benodigde aantal verloonde uren bovendien echt bij uw onderneming maken wil er recht bestaan op het LIV. Heeft u een andere onderneming overgenomen, dan tellen de verloonde uren dat jaar bij die vorige werkgever dus niet mee voor uw recht op LIV.

niet evenredig aangepast

Of een werknemer voldoende verloonde uren bij uw onderneming maakt, wordt op kalenderjaarbasis bekeken. Hierbij is het benodigde aantal van 1.248 een absolute eis. Dit aantal wordt niet evenredig aangepast als de werknemer bijvoorbeeld in de loop van het jaar bij uw organisatie in dienst komt of uit dienst gaat, of in deeltijd werkt.

Om voor een werknemer LIV te ontvangen, zult u in de periode van het dienstverband dat jaar 1.248 uren voor hem moeten hebben verloond. Het kan dus slim zijn om daar rekening mee te houden bij in- of uitdiensttreding!

aandachtspunt

tot en met aangiftetijdvak

Ook het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd door een werknemer met een laag loon vormt een aandachtspunt. Als de werknemer stopt met werken, moet hij in het deel van het jaar vóór dat moment 1.248 verloonde uren hebben, anders heeft u voor hem geen recht op LIV. Als de werknemer echter na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd aan het werk blijft, tellen de verloonde uren dat jaar na dat moment ook mee voor bepaling of aan de urenvoorwaarde is voldaan. Heeft de AOW-gerechtigde werknemer die doorwerkt voldoende verloonde uren, dan ontvangt u de tegemoetkoming; maar slechts over de uren tot en met het aangiftetijdvak waarin hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Het LIV wordt dus nooit uitbetaald over de verloonde uren ná dat tijdvak. En als de werknemer de AOW-leeftijd bereikt op de eerste dag van het tijdvak, bestaat er ook voor de verloonde uren in dat betreffende tijdvak geen recht op LIV.

blijft werken

Stel dat een werknemer op 12 september 2024 de AOW-leeftijd bereikt en dan 1.000 verloonde uren heeft. Hij blijft werken en u verloont hem de rest van dit jaar 400 uur, waarvan 70 uur nog in september. U heeft een aangiftetijdvak van een maand. Dat betekent dat de werknemer voor 2024 met een totaal van 1.400 verloonde uren aan de urenvoorwaarde voldoet, en u het LIV ontvangt over 1.070 verloonde uren.

Voor het mogelijke recht op LIV is het van groot belang dat u de verloonde uren voor de werknemers juist opneemt in de loonaangiften. Zo voorkomt u dat u onterecht LIV misloopt omdat het uurloon te hoog uitvalt of niet aan de urenvoorwaarde wordt voldaan.

niets doen

Uitbetaling

UWV beoordeelt

Om het LIV te ontvangen hoeft u zelf niets te doen. U hoeft de tegemoetkoming bijvoorbeeld niet aan te vragen. Als er recht bestaat op LIV, krijgt u dit automatisch uitbetaald. Heeft uw organisatie voor één of meerdere werknemers recht op LIV, dan blijkt dat uit uw ingediende aangiften loonheffingen. De Belastingdienst stuurt de werknemersgegevens uit die loonaangiften door aan UWV voor de polisadministratie en UWV beoordeelt aan de hand van die gegevens begin van het volgende kalenderjaar of en voor welke werknemers er recht op LIV bestaat.

Beoordeling gebeurt op werkgeversniveau

gezien als één

UWV beoordeelt het recht op LIV op werkgeversniveau. Dat betekent dat als een werknemer meerdere inkomstenverhoudingen bij uw onderneming heeft, het gemiddelde uurloon en de verloonde uren van al die inkomstenverhoudingen samen bepalend zijn voor uw recht op en de hoogte van het LIV. Ook alle verloonde uren en de jaarlonen van dezelfde werknemer bij verschillende subnummers van uw onderneming worden gezien als één om het recht op LIV te bepalen. Subnummers zijn slechts een administratieve (niet juridische) aangelegenheid.

overzicht

altijd na afloop kalenderjaar

De Belastingdienst krijgt de conclusie van UWV doorgespeeld en stuurt u vervolgens een overzicht van die voorlopige berekening, waarop u nog actie kunt ondernemen als er iets niet klopt (zie ook de tijdlijn met belangrijke data hierna). Daarna vindt de definitieve berekening door UWV plaats, waarvan wederom de Belastingdienst uw onderneming een overzicht stuurt, om vervolgens tot uitbetaling van de tegemoetkoming over te gaan.

het jaar erop

Omdat het recht op en de hoogte van het LIV altijd pas na afloop van het kalenderjaar kan worden berekend – eerder zijn het aantal verloonde uren en gemiddelde uurloon over dat jaar immers niet te bepalen – betekent dit dat uitbetaling van het LIV over een bepaald kalenderjaar altijd het jaar erop plaatsvindt. Als uw organisatie bijvoorbeeld over 2023 recht had op LIV, krijgt u de tegemoetkoming dit jaar uitbetaald. Het LIV waarop uw onderneming over dit jaar recht heeft, ontvangt u in 2025.

Hoogte van de tegemoetkoming

€ 0,49 per uur

Het LIV wordt toegekend per werknemer, per verloond uur. De arbeidsduur per week van de werknemer speelt hierbij dus geen rol. De tegemoetkoming bedraagt € 0,49 per verloond uur, met als absoluut maximum € 960 per werknemer (bedragen 2024).

tijdlijn LIV

Als een werknemer voor wie uw organisatie recht heeft op het LIV over 2024 bijvoorbeeld 1.400 verloonde uren heeft, ontvangt u voor hem een tegemoetkoming van (1.400 × € 0,49 =) € 686.

Data

correcties indienen

worden wel verwerkt

definitieve berekening

Het is goed om te weten hoe de tijdlijn van het LIV eruitziet, zodat u weet wanneer u wat kunt verwachten of kunt rechtzetten. In 2024 en volgend jaar zijn deze data van belang:

  • 15 maart: Vóór deze datum ontvangt u van de Belastingdienst de voorlopige berekening van het LIV over het vorige kalenderjaar (gebaseerd op de loonaangiften en correcties over dat voorgaande kalenderjaar die u tot en met 31 januari heeft ingediend).
  • 1 mei: Tot en met deze datum kunt u correcties op de aangiften loonheffingen van het vorige kalenderjaar indienen die worden meegenomen bij de definitieve berekening van het LIV. Dit voor als blijkt dat de voorlopige berekening niet klopt door onjuistheden in uw aangiften of als u vindt dat u de berekening onterecht niet heeft gehad. Correcties na deze datum worden wel in de polisadministratie van UWV verwerkt, maar niet meer voor berekening van de tegemoetkoming. Is de voorlopige berekening overigens onjuist maar kloppen uw over dat jaar ingediende aangiften wel gewoon, neem dan contact op met UWV.
  • 1 augustus: Vóór deze datum krijgt u van de Belastingdienst de definitieve berekening van het LIV toegestuurd die UWV voor uw onderneming over het vorige kalenderjaar heeft gemaakt.
  • 12 september: Dit is de uiterste betaaldatum van de tegemoetkomingen waarop uw onderneming recht heeft.

Als uw onderneming recht heeft op zowel het LIV als een loonkostenvoordeel (LKV) voor een bepaalde werknemer, krijgt u het LIV slechts uitbetaald als dat hoger is dan het LKV. Het LKV ontvangt u dan niet. Bij gelijke hoogte of een hoger LKV, krijgt u alleen het LKV uitbetaald.


Afschaffing

doel onvoldoende bereikt

Het doel van de invoering van het LIV was verlaging van de loonkosten van werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt – die met een laag loon – om hun een grotere kans te bieden om werk te krijgen en te behouden. Omdat dit doel onvoldoende is bereikt, wordt de tegemoetkoming per 1 januari 2025 afgeschaft.

verruimen

Het geld dat hierdoor vrijkomt, wordt per 2026 onder andere ingezet om het loonkostenvoordeel (LKV) doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden structureel te maken (in plaats van een looptijd van maximaal drie jaar) en open te stellen voor álle werknemers (in plaats van alleen voor werknemers die onlangs in dienst zijn gekomen) en het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer te verruimen.